Nederlands-Indisch museum geopend, want 'geloofd worden is heel belangrijk'
Het moet een ontmoetingsplek worden, informatie bieden en een plaats zijn om te herinneren. Aan wat zich in Nederlands-Indië afspeelde sinds de kolonisatie en het einde daarvan in 1949 - waarna ongelijkheid voor veel mensen bleef bestaan. De bewogen geschiedenis van Nederlands-Indië verdiende een eigen plek en die is er nu: vandaag is het Museum Sophiahof in Den Haag officieel geopend door koning Willem-Alexander.
In het museum staan de culturele en historische erfenis van Nederlands-Indië centraal. Volgens de organisatie hebben twee miljoen mensen in Nederland een verbinding met de voormalige kolonie. Voor hen, maar ook voor alle andere geïnteresseerden besloot het kabinet in 2015 dat de geschiedenis van Nederlands-Indië zo goed mogelijk behouden moet blijven.
Het museum is daar de uitwerking van. De uitvoering is in handen van vijf organisaties die ook in het pand gehuisvest zijn: het Indisch Herinneringscentrum, het Moluks Historisch Museum, het Indisch Platform, Pelita en Nationale Herdenking 15 Augustus 1945.
Silfraire Delhaye van het Indisch Platform noemt het belangrijk dat de Nederlands-Indische gemeenschap nu een plek heeft om terecht te kunnen. "Om meer te weten te komen over hoe het toen is geweest, maar ook over hoe het nu verder moet. Want velen vragen zich af: wat waren onze roots in Nederlands-Indië?"
Je ziet dat deze mensen ontzettend blij zijn dat er nu een nationale plek is waar aandacht wordt gegeven aan hun geschiedenis.
Al honderden mensen met een achtergrond in Nederlands-Indië hebben de afgelopen week een bezoek gebracht aan het museum, zei Yvonne van Genugten van het Indisch Herinneringscentrum gisteren in het radioprogramma Met het Oog op Morgen. "Je ziet dat deze mensen ontzettend blij zijn dat er nu een nationale plek is, waar aandacht wordt gegeven aan hun geschiedenis en aan hun verhaal."
Verzet in Nederlands-Indië
De openingstentoonstelling van het museum gaat over het verzet in Nederlands-Indië. Dat ook hier fel verzet werd gepleegd tegen de bezetters is in Nederland niet zo bekend. "We tonen verschillende perspectieven: dus niet alleen het verzet tegen Japan, maar ook het verzet tegen Nederland", aldus historicus Ron Habiboe gisteren in Met het Oog op Morgen. Habiboe was betrokken bij het opstellen van de tentoonstelling.
"Veel verhalen zijn in huiskamers gebleven, maar die willen we nu naar buiten brengen", zegt hij. Als voorbeeld noemt hij het verhaal van een Molukse vroedvrouw. In het standaardwerk over de oorlogsjaren van historicus Loe de Jong wordt die vrouw ook genoemd, als boodschapper. "Vanuit Nederlands perspectief is dat voldoende informatie, maar mensen uit voormalig Nederlands-Indië willen meer weten: wie was zij? En ben ik misschien familie van haar?"
'Excuses! Erkenning!'
Sommigen zien Museum Sophiahof als een gedeeltelijke erkenning van het leed dat Nederland de bevolking van Nederlands-Indië heeft aangedaan. Maar voor sommigen gaat dat lang niet ver genoeg. Daarom was de opening niet alleen maar feestelijk: er werd ook gedemonstreerd.
"Excuses! Erkenning! Compensatie oorlogsschade!", klonk het op het moment dat de demonstranten de koning en de pers zagen. Koning Willem-Alexander kwam na de opening naar hen toe. "Ik sta hier om te luisteren naar uw verhalen, van de nabestaanden die het zelf niet meegemaakt hebben, maar het wel meedragen", zei hij.
Bekijk hieronder een deel van het gesprek tussen de koning en de demonstranten:
De pijn zit hem voor de demonstranten onder andere in het deels uitblijven van compensatie voor de voormalige militairen en ambtenaren die in de kolonie hebben gevochten tijdens de Japanse bezetting. Zij kregen destijds geen salaris. Sommige nabestaanden strijden nog altijd in de rechtszaal voor genoegdoening.
Maar de pijn zit hem ook in het gevoel dat er geen erkenning is voor het leed dat er was. Die ervaring hebben veel van de honderdduizenden mensen die na de Tweede Wereldoorlog vanuit Indië, al dan niet gedwongen, in Nederland kwamen wonen.
"Als men naar Nederland kwam, dan vroegen mensen: 'Welk leed? Het is daar niet koud, jullie hebben fruit om te eten'", zegt Silfraire Delhaye van het Indisch Platform. "Daarmee werd de pijn die mensen tijdens de oorlogsjaren hadden geleden, niet erkend. Geloofd worden is heel belangrijk, zeker voor de oudere generatie, maar dat werkt ook door naar latere generaties."
Peggy Stein, die namens de demonstranten het woord voert, zegt achteraf dat ze kon waarderen dat de koning het gesprek aanging. "Het helpt de mensen, die hier eigenlijk voor 50.000 mensen staan, om het verhaal te vertellen. Je ziet dat deze koning een warm hart heeft en ernaartoe stapt. Dat had hij niet hoeven doen, maar hij doet het toch. Ik denk dat hij een bruggenbouwer is."
'Ze praten liever niet'
Het gesprek aangaan en herinneringen ophalen, hoe pijnlijk ze ook mogen zijn, daar moet het museum voor gaan dienen. Dat is zeker niet alleen bedoeld voor de inmiddels hoogbejaarde mensen die de gruwelen in Nederlands-Indië of daarna nog als volwassenen hebben meegemaakt, maar ook voor hun kinderen en de kinderen daarna, de derde generatie.
Steffie de Haan hoort bij die derde generatie Nederlanders met wortels in Nederlands-Indië. "De verhalen van mijn ouders komen nu pas", vertelt ze bij de opening van het museum. "Ze praten er liever niet over, want het is te pijnlijk. Ze zijn destijds verplicht naar Nederland gekomen en hier allesbehalve hartelijk onthaald."
Dat werkt door, ook naar De Haan. "Wij dragen dat verdriet ook, maar wel op een andere manier. We hebben het niet zelf meegemaakt, maar horen wel de verhalen. Mijn oom vertelde hoe hij op weg naar school werd bekogeld. Mijn familie moest hier verplicht heen en werd in een kamp gezet, het gezin werd uit elkaar getrokken. Je voelt daardoor een bepaald wantrouwen tegenover de overheid."
Zichtbaar geëmotioneerd zegt ze blij te zijn dat het museum er nu is. "Het is simpelweg de erkenning dat het leed is gebeurd. Dat het niet meer ontkend wordt, dat het békend wordt voor heel Nederland. Dat heelt de wond een beetje."