In overhemd en op de fiets kwam premier Mark Rutte naar het Catshuis. Daar was zijn kabinetsploeg voor de jaarlijkse informele sessie aan het begin van het politieke seizoen. In ongedwongen sfeer werden de actuele kwesties doorgenomen.
De meeste aandacht ging daarbij uit naar de dividendbelasting, een steeds grotere zorgenpost op de begroting die met Prinsjesdag gepresenteerd wordt. Want de afschaffing gaat 600 miljoen euro meer kosten dan de eerder geraamde 1,4 miljard. Vooral ondernemers zullen het verschil moeten opvangen.
Het kabinet wil de dividendbelasting op 1 januari 2020 afschaffen. Dat is vastgesteld in de formatiegesprekken. Eerder was er ophef over de totstandkoming van het akkoord. De plannen kwamen pas in de laatste fase van de kabinetsformatie op tafel. Memo's die voor de afschaffing pleitten, bleven lange tijd geheim maar werden uiteindelijk toch openbaar gemaakt.
Tijdens de formatie zou er contact zijn geweest met Shell en Unilever, de twee bedrijven waarvan de aandeelhouders verreweg de meeste dividendbelasting betalen. Unilever heeft inmiddels aangegeven het hoofdkantoor in Nederland te houden.
Het afschaffen van de dividendbelasting is omstreden, omdat de maatregel vooral ten goede komt aan grote bedrijven en er geen bewijs is dat hierdoor meer bedrijven naar Nederland komen. De oppositie spreekt van een "cadeautje voor multinationals".
Premier Rutte noemt de afschaffing van de dividendbelasting een "vreselijk vervelende maatregel", maar zegt dat die wel hard nodig is om te voorkomen dat Nederlandse bedrijven weggaan.