Vlindertellers: het was een rampjaar
Het gaat nog steeds niet goed met de vlinders in Nederland, blijkt uit de tellingen over 2017. Van de 47 soorten die zijn gemeten gaan er 23 achteruit, 11 vooruit en 13 blijven stabiel, blijkt uit het jaarverslag van Meetnet Vlinders in samenwerking met het CBS.
Een van de probleemgevallen is de heivlinder. De achteruitgang van deze soort zette in in 1992. Vanaf 2003 was er sprake van stabilisatie, maar vorig jaar was de heivlinder "nog minder aanwezig". De vlindertellers spreken van een rampjaar.
Een van de oorzaken is het dichtgroeien van de heide door de hoeveelheid stikstof die op de bodem valt, onder meer afkomstig uit de landbouw. Ook de versnippering van het leefgebied speelt een rol.
Bruin zandoogje
Beter gaat het met het bruin zandoogje, een "uiterst stabiele soort". Van het bruin zandoogje worden ook elk jaar de meeste exemplaren geteld. Hij komt op minder plekken voor, maar op de plaatsen waar hij vliegt kunnen de aantallen enorm zijn, staat in het rapport.
Vlinders worden door vrijwilligers geteld op ruim 800 vaste routes verspreid door Nederland. Zo'n monitoringroute is maximaal een kilometer lang en loopt zoveel mogelijk door één soort leefgebied. Er wordt geteld van begin april tot eind september. Het moet wel goed weer zijn: droog, en redelijk warm of zonnig en niet te veel wind. Geteld wordt in een strook van vijf meter breed.
Ook libellen worden jaarlijks geteld. Het totaal aantal viel met ruim 90.000 heel hoog uit. Op nummer 1 staat weer het lantaarntje, dat de koppositie overnam van de azuurwaterjuffer.