Ard van der Steur mag door als minister van Veiligheid en Justitie. Hij lag vandaag zwaar onder vuur in het debat over de aanslagen in Brussel, maar een meerderheid van de Tweede Kamer geeft de minister nog een kans.
Oppositiepartijen CDA, D66, ChristenUnie en SGP willen wel voor 1 mei van Van der Steur weten hoe hij financiële gaten gaat dichten en hoe hij de veiligheidsdiensten beter zal laten functioneren.
De PVV diende een motie van wantrouwen in. Die kreeg steun van GroenLinks, SP en een aantal kleinere fracties. Over de motie wordt vanavond gestemd, maar die haalt geen meerderheid. Van der Steur heeft al laten weten dat hij vanuit zichzelf niet zal opstappen.
Geen opsporingsbevel
Van der Steur bleek vorige week tijdens het debat over de aanslagen in Brussel niet goed op de hoogte te zijn van wat buitenlandse veiligheidsdiensten aan Nederland hebben doorgegeven over Ibrahim el-Bakraoui, een van de daders van de aanslagen. Ook kon hij niet verklaren waarom Nederland geen opsporingsbevel voor de man had verspreid.
Een dag na het debat bleek dat zijn informatie niet klopte: niet de FBI, maar de politie in New York had Nederland getipt over de Belgische terroristenbroers Bakraoui. Ibrahim blies zichzelf op 22 maart op het vliegveld Zaventem, zijn broer Khalid pleegde diezelfde dag een aanslag bij metrostation Maalbeek.
'Aanpak verbeteren'
De oppositie vroeg zich vandaag in het debat af of de terrorismebestrijding bij Van der Steur wel in goede handen is. De minister vindt dat hij bepaalde dingen beter had moeten doen. Hij had bijvoorbeeld pro-actiever moeten optreden in de zaak-Bakraoui en beter moeten monitoren. "Ik zal mijn aanpak zichtbaar verbeteren", zei hij in het debat.
Van der Steur herhaalde een paar keer dat hij het als zijn taak ziet "om te zorgen dat alle medewerkers die dag en nacht werken voor onze veiligheid, hun werk kunnen doen". Hij vindt dat hij moet zorgen dat zij de vaardigheden en de middelen hebben. "Dat is mijn taak en daar ga ik ook mee door."
De minister zei dat hij sommige dingen beter had moeten doen, bijvoorbeeld wat betreft zijn contacten met Turkije over jihadgangers die vanuit Syrië naar Nederland willen reizen. Er is een ambtelijke werkgroep in oprichting die dat moet realiseren, maar die groep is een paar jaar na de aankondiging nog niet aan het werk. "Wat dat betreft moeten er lessen worden getrokken, ook door mij persoonlijk", aldus Van der Steur.
Problemen
Van der Steur volgde een jaar geleden zijn opgestapte voorganger Ivo Opstelten op. Hij kwam al drie keer eerder in de problemen. Onder meer door de Teevendeal van justitie met een drugscrimineel, waarvan hij later zei te betreuren dat er zo veel misging.
Ook moest hij fouten erkennen in de communicatie rond de foto van de moordenaar van Pim Fortuijn. Later maakte hij excuses over zijn kritiek en het ontslag van patholoog-anatoom George Maat, die onderzoek deed naar slachtoffers van rampvlucht MH17.
De oppositie wijt de opeenstapeling van incidenten vooral aan weeffouten op het ministerie. Door de politie aan het voormalige ministerie van Justitie toe te voegen is er "een monsterlijk groot ministerie ontstaan, dat moeilijk te besturen is."