70 jaar na de bevrijding: altijd bang om verlaten te worden

  • Pauline Broekema

    Verslaggever

  • Pauline Broekema

    Verslaggever

Door verslaggever Pauline Broekema

Ze ontmoetten elkaar vanochtend in de tram, op weg naar de herdenkingsplechtigheid bij het Indisch Monument in Den Haag. Toch lijkt het of Jerry Nieuwenburg-Van Prehn en Adrie Groenendaal-Kerkhoven elkaar al jaren kennen. Jerry is met haar gezin naar de herdenking gekomen. Adrie reisde alleen. Ze vertellen over hun achtergrond en bij beiden speelt de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië tot op de dag van vandaag een rol in hun leven.

Bij de inval van de Japanners lag de vader van Adrie (1941) in het ziekenhuis in Malang. Zijn vrouw verpleegde hem daar. Familie ving de kinderen op. Na de dood van vader wilde moeder terug naar huis. "Maar wij waren door de Japanners al meegenomen naar een kamp tussen Malang en Surabaya."

Adrie Groenendaal-Kerkhoven

Na de bevrijding in augustus 1945 was er geen sprake van gezinshereniging. "Ze plaatsten ons in een weeshuis. Mijn moeder kon ons niet vinden. In 1947 heeft ze ons pas weer gezien, maar moest eerst bewijzen dat wij van haar waren. Dat kon ze niet."

Pas in 1954 kreeg de moeder haar kinderen terug. Met het schip de Oldenbarnevelt vertrokken ze naar het onbekende Holland. "We konden niets meenemen. Gingen wonen in een contractpension in Den Dolder."

Hij was een echte tropenman. Hij wilde altijd weg.

Jerry Nieuwenburg-Van Prehn

De oorlog en de tijd zonder ouders hebben Adrie getekend. Ze werd verpleegkundige, trouwde, kreeg kinderen. "Maar ik ben altijd bang om verlaten te worden. Dat is een angst die je nooit meer verlaat."

Niet aarden

Dat gevoel van verlatenheid herkent Jerry Nieuwenburg-Van Prehn (1949) voor een deel. Haar familie kwam in 1950 terecht in een pension in het Noord-Hollandse Bergen. Vader Mick van Prehn kon in Nederland niet aarden. "Hij was een echte tropenman. Hij wilde altijd weg. Weg van de kou. En dat betekende uiteindelijk ook weg van de kinderen."

Jerry Nieuwenburg-van Prehn (midden)

Haar vader zat in Indië bij de Marine toen hij op zijn negentiende krijgsgevangen werd gemaakt. De Japanners voerden hem naar Nagasaki waar hij als dwangarbeider op een scheepswerf moest werken. Hij zat gevangen in Fukuoka 2, een kamp met veel Amerikaanse, Engelse en Australische krijgsgevangenen.

Zakdoeken

Toen Van Prehn stierf vond zijn familie een bruine envelop. Daarin zaten onder meer zakdoeken met de geborduurde namen van medegevangenen. "Waar hij ook heen ging, naar Nieuw Guinea, Nederland en Australië, die spullen heeft hij altijd bij zich gehad. Terwijl hij verder zelden over zijn kamptijd sprak. Wat we weten over mishandelingen, de omstandigheden waaronder hij heeft geleefd, leerden we uit boeken en artikelen."

Wel vertelde Van Prehn dat hij de atoombom op Nagasaki heeft zien vallen. "Voor zover wij weten, heeft zijn gezondheid er nooit onder geleden."

Monument

Kleinzoon Humphrey: "Dat verdriet van opa dat is ook een deel van ons." Hij wilde de plek zien waar zijn grootvader gevangen zat en reisde onlangs met zijn vriendin naar Nagasaki. Op de plek van het kamp staat nu een school. De docent Engels bleek zijn leerlingen te vertellen over de geschiedenis van de locatie.

In september wordt er zelfs een monument onthuld ter herinnering aan het kamp. Resten van het kamp zijn niet meer te vinden. "Maar de bergen en de zee zijn er nog. Ik heb gezien wat mijn opa al die jaren zag. En dat deed me heel veel."

'Dat zei hij: ik heb die paddestoel gezien'

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl