Het klinkt als een spannend detectiveverhaal: drie Nederlanders die undercover gestolen nazikunst opsporen. Het gaat om Hitlers favoriete beeldhouwwerken die na de oorlog spoorloos zijn verdwenen. Toen de werken te koop werden aangeboden, deden de drie zich voor als geïnteresseerde kunsthandelaren.
De kunstwerken werden gisterochtend, na tips van roofkunstjagers Arthur Brand, Alex Omhoff en David Kleefstra, teruggevonden bij invallen in vijf deelstaten. Het gaat onder meer om twee bronzen paarden van 40 ton elk, die in de tuin van de Rijkskanselarij onder Hitlers werkkamer stonden. Ook een granieten reliëf van 5 bij 10 meter met ontblote gespierde zwaardvechters is terecht.
Nieuwsuur spreekt vanavond met één van de drie roofkunstjagers Arthur Brand. Ook een gesprek met Miriam Windhausen, hoofd museale zaken van Museum Arnhem, waar tot eind deze week een tentoonstelling is over ‘foute kunst’. Volgens Windhausen is er tegenwoordig artistieke herwaardering voor de nationaalsocialistische kunst.
Nazikunst is nog steeds omstreden, en wordt over het algemeen ook lelijk gevonden. Maar tegenwoordig is er binnen de context van de tijd wel een herwaardering.
Arthur Brand van onderzoeks- en adviesbureau voor kunst Artiaz, dat onderzoek doet naar misstanden in de kunstwereld, zegt vandaag in het NOS Radio 1 Journaal dat hij in december een mailtje kreeg waarin stond dat een Duitse familie van een paar beelden af wilde omdat ze "politiek nogal gevoelig lagen".
Het blijken beelden van één van de favoriete beeldhouwers van Adolf Hitler de Oostenrijkse kunstenaar Josef Thorak (1889-1952). De beelden stonden voorheen in de achtertuin van de Rijkskanselarij. "Toen ik een kleurenfoto van die twee paarden zag, begon ik na te denken. Wat is hier aan de hand?", zegt Brand. "Iedereen dacht dat die beelden vernietigd waren in de slag om Berlijn."
Louche handelaren
Uit een onderzoek dat hij instelde, blijkt dat Hitler de beelden al in 1944 in veiligheid heeft gebracht in een opslagplaats ten noorden van Berlijn. In 1945 vielen ze in Russische handen, waarna ze in het geheim naar een Russische kazerne in het oosten van Duitsland zijn gebracht.
Toen in 1989 de Muur viel zijn ze volgens Brand door Russische generaals voor wat wodka en omgerekend zo'n 10.000 euro aan een paar louche handelaren verkocht. Die verkochten ze weer door aan welgestelde nazi-sympathisanten.
Brand en zijn collega's lichtten de politie in en zetten samen met de politie een zes maanden durende undercoveroperatie op. Die leidde gisteren tot invallen in heel Duitsland waarbij, behalve de bronzen paarden, nog veel meer kunstwerken in beslag zijn genomen. De meeste werken lagen in een loods in Bad Dürkheim, in de deelstaat Rijnland-Palts. Er zijn acht verdachten in beeld, allen Duitsers tussen de 64 en 79 jaar.
Gevoelig
Brand weet nog niet wat er met de gevonden nazikunst gaat gebeuren. "Misschien dat ze naar een museum gaan. Het ligt nog een beetje gevoelig, maar het hoort wel in een museum thuis. We moeten ook kunnen zien wat de kunstideeën in het nazitijdperk waren." De waarde van de teruggevonden nazikunst is volgens Brand moeilijk te bepalen. Hij denkt dat de kunstwerken meerdere miljoenen waard zijn.