Jeroen Brouwers

Schrijver en essayist Jeroen Brouwers (82) overleden

De schrijver, polemist en essayist Jeroen Brouwers is overleden, meldt zijn uitgever Atlas Contact. Hij won vorig jaar de Libris Literatuurprijs met zijn boek Cliënt E. Busken. Brouwers was 82 jaar. Hij overleed na een kort ziekbed, zijn literaire loopbaan omspant meer dan zestig jaar.

"Ik heb van hem niet één slechte zin gelezen, nooit", zei zijn redacteur bij uitgeverij Casper Dullaert tegen de NOS. "Niet in zijn boeken, niet in zijn e-mailtjes, niet in zijn brieven, hij had een ongelooflijk mooie, verzorgde en bijzondere schrijfstijl."

In 1964 debuteerde Jeroen Brouwers met de verhalenbundel Het mes op de keel. Voor zijn daaropvolgende roman, Joris Ockeloen en het wachten (1967), ontving hij de Vijverbergprijs. Bij het grote publiek werd hij bekend met Bezonken rood (1981), waarin hij het verhaal vertelt van zijn moeder en hemzelf in een Japans kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Over Bezonken Rood was in 1981 veel te doen. Brouwers was een peuter toen hij door de Japanners opgesloten werd. Kon hij weten wat hij schreef? Onder anderen Rudy Kousbroek, ook een kind uit een 'Jappenkamp', verweet Brouwers dat hij de verschrikkingen had overdreven.

Al mijn boeken zijn autobiografisch en niettemin alle gelogen.

Jeroen Brouwers

"De boeken die ik heb geschreven vormen mijn biografie: zij zijn de voetstappen die ik nalaat op mijn weg. Al mijn boeken zijn autobiografisch en niettemin alle gelogen, ik schrijf dan ook niet historie, maar literatuur: de mijne. Ik ben de verhalen die ik vertel", schreef Brouwers in 1982 in het literaire tijdschrift Bzzlletin.

Nieuwsuur sprak vorig jaar met Jeroen Brouwers over zijn roman Cliënt E. Busken. Het zou zijn laatste tv-interview zijn:

Het laatste televisie-interview met Jeroen Brouwers

Brouwers werd geboren in Batavia in Nederlands-Indië en bracht daar ook zijn jeugd door. Na de Japanse invasie belandde hij in het Japanse interneringskamp Tjideng. Hij kwam in 1948 naar Nederland waar hij naar katholieke kostscholen ging. Na zijn dienstplicht werkte hij enkele jaren in de journalistiek.

Zijn doorbraakroman Bezonken Rood vormt het tweede deel van de Indiëtrilogie, met als eerste deel Het verzonkene (1979, Multatuliprijs 1980) en De zondvloed (1988, F. Bordewijk-prijs 1989) als laatste deel.

In zijn rol als literatuurcriticus schreef Brouwers scherpe polemische stukken. Zijn pen was het wapen waarmee hij de opponent genadeloos neersabelde. Hij maakte zich onder meer druk over "bedrog, blaaskakerij en beunhazerij in de Nederlandse letteren".

Zijn stijl werd geprezen, niet alleen in Nederland maar ook vooral in Vlaanderen, waar hij lange tijd woonde en werkte, onder meer bij een uitgeverij. Hij was een kenner van de Vlaamse literatuur. De Vlamingen moesten wennen aan de kritische Nederlander, maar hadden uiteindelijk waardering voor de schrijver die zich verdiepte in hen en in de verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen. Voorbeelden daarvan zijn het boekenweekgeschenk Sire, er zijn geen Belgen en Groetjes uit Brussel.

Anekdotes

Brouwers schreef ook over schrijvers als Godfried Bomans en Louis Couperus. In Zachtjes knetteren de letteren verzamelde hij anekdotes uit de literaire wereld. Hij verdiepte zich in de dood, schreef necrologieën en maakte een studie van zelfmoord, waarover hij onder meer De versierde dood en De laatste deur schreef.

In 1993 kreeg hij de Constantijn Huygens-prijs toegekend en in 2000 ontving hij voor Geheime kamers zowel de Multatuliprijs als de AKO Literatuurprijs en de Gouden Uil.

Ook de meest prestigieuze oeuvreprijs in het Nederlands taalgebied, de Prijs der Nederlandse Letteren, werd aan hem toegekend. Brouwers weigerde die onderscheiding, want hij vond het geldbedrag van 16.000 euro een aanfluiting. In het 'vloekschrift' Sisyphus' bakens legde hij uit dat de meeste auteurs te weinig verdienen om een bestaan op te bouwen dat recht doet aan hun artistieke waarde.

Aandoening aan schrijfhand

In Restletsels uit zijn serie Feuilletons kondigde Brouwers in 2012 zijn afscheid aan vanwege een aandoening aan zijn schrijfhand. Toch wist hij met die schrijfhand in 2014 nog de goed ontvangen roman Het hout op papier te krijgen. Het was de eerste Nederlandse roman over jeugdmisbruik in de katholieke kerk, waarvoor hij de ECI Literatuurprijs ontving.

Daarna volgden nog verschillende boeken, waaronder Cliënt E. Busken, waarvoor hij vorig jaar de Libris Literatuurprijs kreeg uitgereikt.

'Veel fans onder schrijvers'

Voor de Belgische auteur Tom Lanoye was Brouwers vooral belangrijk vanwege zijn polemische stukken. "Hij was een van de weinige schrijvers die heel veel afwist, komende uit Nederland, van de Vlaamse literatuur. Die heel veel mensen hier de mantel heeft uitgeveegd met prachtige polemische teksten. Groetjes uit Brussel en zijn Kladboeken vond ik fantastisch", zei hij in Nieuws en Co op NPO Radio 1.

Ook had Lanoye veel bewondering voor De laatste deur, waarin Brouwers schreef over schrijvers die uit het leven gestapt zijn. "Een ongelooflijk project, dat is echt uniek in de wereld."

Het is volgens Lanoye geen toeval dat Brouwers veel fans had onder schrijvers. "Vanwege de gedurfde manier waarop hij schreef. Dat hij echt het grote gebaar nog durfde te gebruiken. Dat hij durfde te zingen, te laten ronken en te zinderen in taal. Dat blijkt toch heel veel van mijn collega's te hebben geïnspireerd."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl