'Zullen we het Wilhelmus zingen?': vrijheid bereikt jappenkamp nu pas
Dames, de dag waar wij nu reeds drie en een half jaar naar hebben uitgekeken, is thans aangebroken. Officieel mag ik u meedelen dat de oorlog voorbij is, wij zijn vrij.
Het is drie uur 's middags. Kampleidsters Noor Prins en Ria Eikens staan boven op een tafel in een loods in kamp Aek Paminke III op Sumatra. Om de ene arm een Japanse rode band, om de andere het rood-wit-blauw dat zo lang verborgen moest blijven.
Om hen heen staan vrouwen verzameld, in afwachting van de woorden waar ze zolang op wachtten: de oorlog is voorbij. De Japanners hebben op 15 augustus gecapituleerd.
"Dames, de dag waar wij nu reeds drie en een half jaar naar hebben uitgekeken, is thans aangebroken. Officieel mag ik u meedelen dat de oorlog voorbij is, wij zijn vrij."
Er wordt niet gejoeld, geen hoera geroepen. De vrouwen zijn stil en ontroerd, vertelt Ans Driessen, de 35-jarige moeder van vier kinderen. "We worden niet meer opgedreven als een kudde beesten, we krijgen geen slaag meer. Geen 24 kilometer achter een lorrie om een armzalig beetje eten binnen te krijgen."
Ze zitten nog niet lang in Aek Paminke. Vanuit zestig kampen op Sumatra zijn vele gevangenen de afgelopen tijd naar de rubberbossen bij Medan gebracht. De vrouwen verblijven in drie deelkampen van Aek Paminke, de mannen in het nabijgelegen Si Rengo Rengo.
"De zes weken hier voelden als zes maanden, zo beroerd zijn de omstandigheden." Het werken op het land (tjangkollen) is zwaar in de tropische hitte. In de grote barakken waar ze slapen op houten smalle planken, is de hitte ondraaglijk. Aan alles is gebrek. Dagelijks staan de vrouwen in de rij bij de waterput voor een halve liter modderwater om te drinken, te koken en te wassen.
"Als je 's nachts op je blote voeten naar de latrines ging, waren de planken waarop je moest hurken spekglad van alle dunne ontlasting. Mijn zusje en broertje hadden last van wormen en vrijwel iedereen had dysenterie", zegt Josje Nieuwenhuys.
Tidah lama lagi
Er zat iets aan te komen, merkten de vrouwen de afgelopen dagen. "De Jappen doen gek. We krijgen opeens mais, rijst en vet bij hopen cadeau." Tidah lama lagi, liet een bewaker zich ontvallen. "Het duurt niet lang meer."
Zonder toezicht mochten ze het bos in om hout te sprokkelen. En de Japanners toonden opeens bezorgdheid. Een groep die op het veld aan het werk was, werd na een half uur door de commandant teruggeroepen.
"Hij was bang daar het 's nachts geregend had, de boomblaadjes nog zouden druppelen en de tjangkolsters daarvan ziek zoden worden! Toen bleven ons nog maar twee dingen te denken over: of onze commandant was door de hitte bevangen of de oorlog is voorbij."
Een minuut stilte
Stil en ontroerd luisteren de vrouwen nu naar de kampleidsters. "Zullen we allemaal een minuut stil zijn en bidden?" Een minuut om te denken aan jaren gevangenschap. En aan de vele mensen die het niet haalden.
Zoals een week geleden nog mevrouw Telkamp, moeder van een 16-jarige dochter en een zoontje in het mannenkamp. Ook voor Rie Philippona komt de vrijheid een week te laat. De 44-jarige Amsterdamse laat vijf kinderen achter. Vier meisjes in Aek Paminke, de oudste 13, en een zoon in het mannenkamp. Hun vader overleed al eerder.
Toen ze een week geleden naar het ziekenhuis werd gebracht vreesde Ans Driessen al het ergste. "Rie is uitgemergeld door de honger, wurmen en vreselijke buikloop. Ik ben zo bang dat ik haar niet terug zal zien", vertrouwde ze op 16 augustus aan haar dagboek toe. Een dag nadat keizer Hirohito het einde van de strijd had aangekondigd.
Twee dagen later wordt haar vrees bewaarheid. "Het is gebeurd. Rie is gestorven. Oh, wat een ellende. Vijf kinderen. Vader- en moederloos. Ik ben zo ontzettend verdrietig. Ze was zo'n goede vriendin."
Weer twee dagen later is ze begraven. Haar meisjes worden door andere vrouwen opgevangen. Haar zoon in het mannenkamp weet nog van niks.
Wilhelmus en feest
"Zullen we nu proberen met zijn allen het Wilhelmus te zingen?"
Door hun tranen heen met kelen toegeknepen zingen ze het Wilhelmus. Noor Prins heeft een filmrol van drie minuten onder haar bed in een blik bewaard om dit moment vast te leggen. Beelden van een Nederlandse vlag, genaaid van afzonderlijk verstopte repen stof, de mooie jurken van de dames, speciaal bewaard voor deze dag.
Eindelijk kunnen ze vrij het kamp in en uit om geliefden in de andere deelkampen te bezoeken. Er zijn plotseling medicijnen beschikbaar waarmee een week geleden mensenlevens gered hadden kunnen worden, klamboes waarmee malaria had kunnen worden voorkomen.
Als de voorraadschuren opengaan, liggen er balen rijst en suiker, een berg Rode-Kruispakketten en stapels brieven die door de Japanners werden achtergehouden.
's Avonds kunnen velen de slaap niet vatten. Overal klinken vaderlandse liedjes. "We kregen een fles zoete melk en hebben het grote feest met een kop koffie, met een lepel zoete melk gevierd."
Slecht nieuws
Niet iedereen viert. Josje Nieuwenhuys vindt haar moeder Wilhelmina triest voor zich uitstarend. De post bracht haar slecht nieuws. Al in juli 1943 is haar man Eddy Nieuwenhuys in Noord-Birma aan malaria overleden, 37 jaar oud. "Ik wilde haar troosten, maar mijn broer Frans trok me bij haar weg en zei heel volwassen: 'Laat haar maar even met rust, daddy is dood!'"
Veel vrouwen vrezen voor het lot van hun mannen. Voor hun eigen veiligheid worden ze nu bewaakt door de Japanners die hen zo lang gevangen hielden. Ze raden de vrouwen aan voorlopig in het kamp te blijven omdat Indonesische vrijheidsstrijders de straten voor de Nederlanders onveilig maken.