Speuren naar oude verzetsblaadjes
Amper drie dagen na het einde van de oorlog begon al de officiële geschiedschrijving ervan. Op 8 mei 1945 werd het Rijksbureau voor Documentatie van de Geschiedenis van Nederland in Oorlogstijd opgericht. Dit rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie heeft in drie maanden tijd al een flinke collectie opgebouwd.
Complete archieven komen er binnen, maar ook losse affiches en foto's, dagboeken en verzetsblaadjes en zelfs chocoladerepen en sigarettenpakjes van de Amerikanen. De medewerkers weten dat de tijd dringt, want in de naoorlogse chaos kunnen belangrijke stukken kwijtraken.
"De ervaring van drie weken heeft geleerd dat er zeer veel waardevols zonder verstand van zaken is vernietigd of geplunderd", treurde Het Parool al in mei. Trouw waarschuwde kort daarna dat het dan "uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk" wordt een volledig beeld te vormen van de bezetting.
"Ieder die weet waar zich archieven en bibliotheken bevinden wordt verzocht die te melden", smeekt het instituut aan functionarissen die archieven aantreffen in geconfisqueerde gebouwen. "Verbrand niets, ook geen losse papieren. Geef niets aan iemand af die zich niet kan legitimeren."
Dagboeken en archieven
Nog voor de bevrijding maakten verschillende personen al plannen om materiaal veilig te stellen. Radio Oranje-journalist Loe de Jong deed er voorstellen voor in Londen, in Amsterdam begon professor Posthumus alvast documenten bijeen te brengen.
Ingefluisterd door Loe de Jong riep cultuurminister Bolkestein in maart 1944 Nederlanders op eigen getuigenissen over de oorlog bij te houden. Deze nadruk op persoonlijke verhalen is grensverleggend voor een overheidsarchief.
"Wil het nageslacht ten volle beseffen wat wij als volk in deze jaren hebben doorstaan en zijn te boven gekomen, dan hebben wij juist de eenvoudige stukken nodig: een dagboek, brieven van een arbeider uit Duitsland, een reeks toespraken van een predikant of priester."
Met al het bijeengebrachte materiaal wil het RVO een standaardwerk over de bezetting gaan schrijven, zeg maar hét verslag over het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Loe de Jong is ervan overtuigd dat zo'n megaklus het beste door één persoon kan worden geschreven om te voorkomen dat het werk verbrokkelt, maar anderen zien er meer in om een team van eminente schrijvers aan te stellen.
Het instituut is inmiddels ook al begonnen aan het opstellen van een Erelijst van Gevallenen, waarop iedereen die zijn leven heeft gegeven voor het vaderland vermeld wordt. Nabestaanden worden alvast gevraagd gegevens te leveren van iedereen die bij verzetsacties, in de kampen, tijdens de militaire strijd of bij fusillades om het leven kwam. Formulieren zijn daarvoor aan te vragen op telefoonnummer 30065 in Amsterdam.
De meeste betrokkenen gaan ervan uit dat het bureau zijn deuren zal sluiten als deze hoofdtaken zijn afgerond. De verwachting is dat dat rond 1960 al zijn.