Kamp Tjideng verlost van 'maanzieke' commandant
Zelfs een Koreaanse bewaker beaamt het. Kampcommandant Sonei Kenichi is "boesoek betoel". Werkelijk verdorven. Nu komt er na ruim een jaar een einde aan zijn schrikbewind in het jappenkamp van Batavia. Kapitein Sonei wordt overgeplaatst.
Kamp Tjideng is gevestigd in een wijk van de Indische hoofdstad. 2500 vrouwen en kinderen woonden er aanvankelijk, maar in de loop van de oorlog verviervoudigde dat, terwijl de oppervlakte werd ingekrompen.
"De vensterbanken van de huizen worden bewoond, ook de drempel, ook iedere afzonderlijke traptrede, de veranda's, de gangen", somt de jonge Jeroen op, die een plekje heeft in een aanrecht. "Zelfs de lucht in de huizen wordt bewoond - wie een hangmat bezit woont tussen de overal aanwezig aanwezige waslijnen vol gore versleten kledingstukken."
Door de overbevolking lopen beerputten over. De drek loopt over straat, waar ook afval rondslingert nu de Japanners verboden hebben dat te verbranden.
Honger
Al deze ellende wordt onmetelijk verergerd door Sonei. Zo laat hij zijn gevangenen eindeloos aantreden voor appèl, ook de zieken, in stromende regen of brandende zon. Soms laat hij toe dat wilde dieren de vrouwen en kinderen aanvallen tijdens deze exercitie.
Kleine vergrijpen worden gestraft met zware afranselingen. Wie niet goed buigt, kan worden kaalgeschoren. Moeders worden gestraft voor wat hun kinderen fout hebben gedaan in zijn ogen.
Voedsel is er al te weinig in het kamp, maar soms houdt Sonei als strafmaatregel dagenlang rantsoenen achter. "Sonei had twee herdershonden. Die gaf hij voor het oog van de uitgemergelde gevangenen versgebakken eieren met vlees te eten", zegt Jeanette van Lierop. "Wij kregen alleen stijfselpap."
Op wie de vliegen neerstrijken zonder te worden verjaagd, is op weg naar de dood.
"Als je in een kamp zit, denk je maar aan één ding: hoe krijg ik zo snel mogelijk weer voedsel binnen?", zegt de 7-jarige Ben Bot. "Van pure honger vulde ik mijn maag zelfs met aarde om maar iets binnen te krijgen. Als je écht honger hebt, eet je álles."
Sterfte is overal in het kamp. "Op wie de vliegen neerstrijken zonder door haar op wie ze neerstreken te worden verjaagd, is op weg naar de dood", weet Jeroen. "Ik zie iedere dag dode mevrouwen: ze stuikten door hun benen tijdens de langdurige appéls in de hamerende hitte, vallen voorover of achterover of opzij tijdens corveedienst, ze stonden niet meer op als het 's morgens licht werd, of midden op de dag gingen ze zitten of liggen, deden hun ogen dicht en bleken dood te zijn."
Maanziek
Bij volle maan werd Sonei nog erger. De gevangenen zijn ervan overtuigd dat Sonei maanziek is. "Zodra het volle maan werd, sloeg hij vreselijk door. Dan liep hij het hele kamp door op zoek naar Amerikanen die zich er schuil zouden houden. Onzin natuurlijk, die waren er niet. Wij moesten buiten wachten tot hij klaar was, de halve nacht soms."
Krijgsgevangenen hadden eerder in een ander kamp ook zijn onvoorspelbaarheid gemerkt. "Soms kon je met hem een fatsoenlijk gesprek beginnen", zegt de gevangen generaal Scholten. "Dan weer barstte hij ineens in woede los en verweet hij ons geen harikiri te hebben gepleegd."
Nu Sonei wordt overgeplaatst hopen de gevangenen dat hun leven iets zal verbeteren. De commandant nam in ieder geval op eigen wijze afscheid: omdat sommigen zich al iets meer vrijheden permitteerden, liet hij op het nippertje nog 300 vrouwen zwaar straffen.
Terwijl Sonei zich bezatte werden de vrouwen mishandeld en tot bloedens toe geschoren met tondeuses. "Tot de morgen bleef het gillen van de vrouwen en het gebrul van Sonei aanhouden."