Betuwe onbegaanbaar: 'overal loert de dood'
"Dit land is dood. Dit land is gewurgd." Journalist Louis Frequin is somber over wat hij aantrof in de Betuwe. "Er hangt een lucht van lijken over dit land. De dood loert tussen het hoge gras."
Doordat het front hier ruim een half jaar stokte, is de verwoesting compleet. Huizen zijn stukgeschoten of leeggeplunderd. De beroemde boomgaarden van de regio zijn overwoekerd met onkruid, onbegaanbaar door de vele mijnen. Grote delen stonden maandenlang onder water, hier en daar liggen nog schepen op de akkers.
"The Island, zoals de tommy's dit land tussen twee rivieren noemden, is een der grootste slagvelden van Europa geweest", meent Frequin. "En men beseft het te weinig."
60.000 bewoners werden vorig jaar gedwongen geëvacueerd: de ene helft door de geallieerden naar het zuiden, de andere helft door de Duitsers dieper bezet gebied in. Nu pas kan er voorzichtig worden nagedacht over terugkeer.
"Het was een grote zwijnenstal", zegt een wanhopige kapelaan uit Bemmel bij terugkomst. "Alle huizen waren beschadigd of vernield. Het dorp had onder water gestaan, de kerk zat vol grote gaten door voltreffers en de toren was vernield."
"Nergens zat meer een ruit in. In de hoofdstraat stond zelfs geen huis meer overeind, er laten alleen nog maar bergen stenen", vult de 10-jarige Daan Viergever uit Zetten aan. "Door inslaande granaten zat de weg vol grote gaten en waren de bomen in de boomgaarden ontworteld."
En overal sporen van de dood. Een uitgebrande tank naast een sloot, dode soldaten in een mijnenveld, overal steken de poten van omgekomen vee omhoog uit het gras. Bij Gendt liggen een boer, drie kinderen en een buurvrouw nog in een graf op zijn erf, haastig begraven na granaatinslag tijdens de gevechten.
Vaak keert eerst de vader van een gezin terug om onderdak te regelen. Als hij de eigen woning provisorisch heeft hersteld of een plekje heeft gevonden bij buren, in een kas of een kippenhok, kan het gezin volgen.
Het blijft dan behelpen. Water, gas en elektriciteit zijn er niet, vaak zijn er niet eens bedden meer om te slapen of huisraad. Bouwmateriaal ontbreekt ook: huizen worden hersteld met glas uit kassen, bakstenen van stukgeschoten gebouwen of stro. Voldoende gereedschap is er evenwel nauwelijks.
Alles ligt woest en verlaten.
De ellende heeft de aandacht van de overheid: koningin Wilhelmina heeft al een vliegtocht boven het gebied gemaakt en vandaag brengt minister Beel van Binnenlandse Zaken een bezoek aan het gebied.
Hij krijgt van twintig burgemeesters, de commissaris van de koningin en de afgevaardigde van het Militair Gezag te horen wat er nodig is. Niet alleen noodhulp, maar ook mijnenruimers, dijkherstel en hulp bij re-evacuatie.
De oogst mag dan dit jaar grotendeels verloren gaan door gebrek aan arbeid, een verslaggever van De avondster blijft hoopvol. "Alles ligt woest en verlaten. Toch had een optimist 's avonds nog een plaatsje gevonden om aardbeien te koop aan te bieden aan voorbijrijdende chauffeurs."
Ook Wilhelmina kreeg daar al iets van mee: de eerste kersen van het seizoen zijn aan haar aangeboden.