Joodse oorlogsslachtoffers uit Den Bosch herdacht
In Den Bosch zijn de Joodse oorlogsslachtoffers uit de stad herdacht tijdens een plechtige herdenkingsdienst in de Israëlitische Hoofdsynagoge aan de Prins Bernhardstraat. De inboedel van de synagoge is tijdens de oorlog geroofd, maar het gebouw zelf is nog intact. Na de bevrijding van het zuiden van Nederland is het Joodse leven in Den Bosch weer hervat.
Bij de eerstesteenlegging van de synagoge in 1937, wenste de burgemeester de Joodse gemeente toe "vrede en vriendschap en liefde tot God" te vinden in het gebedshuis. Nu, acht jaar later, is een groot deel van die gemeenschap niet meer in leven.
In april 1943 voltooide de Duitse bezetter de deportatie van de Joden uit Den Bosch. Nog geen 200 van de ongeveer 500 Joodse inwoners overleefden de oorlog.
Speciaal welkom
Tijdens de herdenkingsdienst werden de Joden die zijn teruggekeerd naar Den Bosch speciaal welkom geheten. De dienst werd bijgewoond door vele autoriteiten, zoals de Militair Commissaris, leden van het Tribunaal, de politieke recherche, het gemeentebestuur, oud-verzetsleden en kerkbesturen vanuit verschillende gemeenten.
Opperrabbijn Heertjes sprak het gebed uit voor het Koninklijk Huis en hield daarna een rede. Daarin herdacht hij de vermoorde en gesneuvelde geloofsgenoten en dankte hij uitvoerig iedereen die de Joodse gemeenschap in de afgelopen moeilijke jaren heeft bijgestaan. De herdenking werd afgesloten met het gezamenlijk zingen van het Wilhelmus.
Het jongste slachtoffer dat werd herdacht, is het Joodse jongetje Ivor Arnold Troostwijk. Ivor werd op 13 november 1943 geboren in het Huis van Bewaring in Den Bosch. Zijn ouders Annie en Abraham zaten daar vast, nadat ze tijdens hun vlucht van Amsterdam naar België op het station in Den Bosch waren opgepakt. De 27-jarige Annie was hoogzwanger van hun tweede kind toen de Duitsers haar opsloten.
Een maand na zijn geboorte werd Ivor met zijn ouders op transport gezet naar kamp Westerbork. Vader Abraham werd naar Oost-Europa gebracht en kwam nooit meer terug.
Ivor en zijn moeder werden op de trein naar vernietigingskamp Auschwitz gezet. Ze kwamen aan op 28 januari 1944 en werden meteen vergast. Ivor was pas twee maanden oud.
Als enige in leven
Voor hun vlucht hadden Abraham en Annie hun dochter Greetje, nog maar een jaar oud, naar een onderduikadres gebracht. Haar ouders hoopten dat ze daar gedurende de oorlog veilig zou zijn.
Maar haar onderduikadres werd verraden en Greetje kwam terecht in het weeshuis van Kamp Westerbork. Met het laatste kindertransport vanuit dat kamp, op 13 september 1944, werd ze overgebracht naar kamp Bergen-Belsen.
Inmiddels is bekend dat Greetje het kamp heeft overleefd. Ze is de enige van het jonge gezin die het einde van de oorlog heeft gehaald.