Premier langs bij bovengronds Parool
De afgelopen jaren moest Het Parool binnenskamers worden gelezen om vervolgens met de grootste voorzichtigheid te worden doorgegeven. Nu aan de Duitse bezetting een einde is gekomen, kan de verzetskrant eindelijk openlijk verschijnen.
Ter gelegenheid hiervan brachten minister-president Gerbrandy, minister Beels van Binnenlandse Zaken en minister Tromp van Waterstaat een bezoekje aan de redactie in Amsterdam. De krant laat weten "verrast en vereerd" te zijn met het hoge bezoek.
Ja, excellentie, er gaan geruchten dat u wel eens autoritair optreedt.
Na ontvangst van de ministers in de kamer van hoofdredacteur Pieter 't Hoen, ontstond er een geanimeerd gesprek. "Ik heb veel aan uw blad gehad en er vaak wat in gevonden dat mij in hoge mate interesseerde", vertelde Gerbrandy de aanwezigen. Hij maakte daarbij de kanttekening, dat hij ook wel eens een artikel had gelezen dat niet goed was.
"U bedoelt, waarmee u het niet eens was, excellentie", reageerde de hoofdredacteur. "Dat is hetzelfde", antwoordde de minister-president grappend, waarop Pieter 't Hoen glimlachend zei: "Ja, excellentie, er gaan geruchten dat u wel eens autoritair optreedt".
"Dat wordt van u ook wel eens gezegd", riposteerde Gerbrandy.
Stinkende poel van gif en leugens
De ministers werden op de hoogte gebracht van de geschiedenis van het verzetsblad, dat in 1941 in het leven werd geroepen, een klein jaar nadat de Duitsers de persvrijheid aan banden hadden gelegd.
"De Nederlandse pers die voor de oorlog terecht in hoog aanzien stond, was toen in korte tijd vervallen tot een stinkende poel van gif en leugens, waaraan zelfs de meest onnozele landgenoot zijn vertrouwen opzegde", aldus Het Parool. "Het waren de illegale bladen die de verraden voorlichterstaak overnamen."
In de afgelopen vier jaar hebben de medewerkers van Het Parool met gevaar voor eigen leven de krant draaiende weten te houden. Ondanks onderduiken, valse namen en uiterste voorzichtigheid overleefden velen het niet.
"Aanzienlijk is het aantal werkers dat voor de goede zaak van de ondergrondse pers is gevallen. Langer nog de lijst van hen, die in gevangenissen en concentratiekampen hebben moeten boeten voor geen andere misdaad, dan dat zij weigerden grauwe, alles duldende slaven te zijn."
Gerbrandy uitte zijn grote waardering voor het werk dat de illegale pers tijdens de oorlogsjaren heeft geleverd. Hierna vroeg hij de leiders van het Parool naar de toekomstplannen.
"Het Parool zal als dagblad blijven verschijnen en daarbij dezelfde beginselen blijven huldigen, van waaruit het tijdens de bezettingstijd werd geredigeerd", antwoordde de directeur. De krant besteedde altijd veel aandacht aan na-oorlogse problemen en mogelijkheden op cultureel, sociaal en economisch gebied en zal dat blijven doen.
De krant wil zich niet beperken tot een oplage in Amsterdam. "Vroeger, in de dagen van onderdrukking, kon men ons blad door geheel Nederland lezen. Zelfs toen er geen treinen meer reden en ook anderszins het vervoer onoverkomelijke bezwaren met zich meebracht. Wij zouden dan ook in onze taak tekortschieten als wij ook nu niet meer dan alleen de hoofdstad konden bestrijken."
Juist nu, terwijl er zo’n grote behoefte aan nieuwsvoorziening is, dreigt de pers in gedrang te komen.
Het Parool is nu ook elders in het land te lezen, maar niet overal als dagblad. Het gebrek aan elektriciteit leidt ertoe dat de persen niet kunnen draaien, waardoor de krant in minder grote oplages en minder vaak kan verschijnen.
"Juist nu, terwijl er zo'n grote behoefte aan nieuwsvoorziening is, dreigt de pers in het gedrang te komen, bij gebrek aan technische mogelijkheden", zei de directeur tegen de bezoekende ministers. Daarop verzekerde minister Tromp dat al het mogelijke gedaan wordt om kolen naar West-Nederland te brengen om een grotere elektriciteitsvoorziening mogelijk te maken.
Het bezoek werd afgesloten met een dankwoord van de hoofdredacteur aan het adres van Gerbrandy: "U was in deze sombere tijden een werkelijk leider."