Verzetsstrijder Anton de Kom sterft in Duits kamp
Anton de Kom, de 46-jarige verzetsstrijder, activist en schrijver van het bekende boek Wij slaven van Suriname is dood. Volgens goed ingelichte bronnen is hij in kamp Sandbostel, een buitenkamp van kamp Neuengamme, omgekomen door ziekte en uitputting.
Al in 1940 raakte De Kom betrokken bij het communistisch verzet in Den Haag. Hij schreef artikelen voor de illegale krant De Vonk en hielp bij de distributie van de illegale pers.
De Kom ging altijd voorzichtig te werk, zelfs zijn familie wist niet van zijn verzetsactiviteiten. Toch werd hij op 7 augustus 1944 opgepakt en vastgezet in de gevangenis in Scheveningen. Toen hij later werd overgebracht naar kamp Vught wachtte hem daar als 'zwaar geval' eenzame opsluiting.
Barre omstandigheden
Begin september moest De Kom met de laatste transporten mee naar kamp Sachsenhausen in Duitsland, toen de Duitsers Vught in paniek ontruimden vanwege geruchten over de geallieerde opmars. Van daaruit kwam hij terecht in Neuengamme, waar hij onder barre omstandigheden moest werken aan het graven van een tankgracht.
De Kom werd ziek en werd overgebracht naar kamp Sandbostel, waar mensen massaal stierven door honger en infectieziektes. Bedden, wasruimtes en toiletten ontbraken in het kamp. De Kom, die zijn leven lang streed tegen schending van de mensenrechten, stierf met de bevrijding in zicht.
Anton de Kom groeide op in Suriname als zelfbewuste en ambitieuze jongen. Hij wond zich erover op dat hij als donkere man nooit dezelfde kansen zou krijgen op promotie als witte, of lichtgekleurde mensen. In 1920 vertrok hij naar Nederland waar hij een baan kreeg als assistent-boekhouder in Den Haag.
Hij stoorde zich aan het feit dat de bevolking in Nederland zo weinig afwist van het slavernijverleden dat zich in Suriname had afgespeeld. Hij bezocht scholen en vertelde er over zwarte verzetshelden als Boni, Baron en Joli Coeur, die in verzet kwamen tegen de slavernij, maar in Nederland nooit de lesboeken hadden gehaald. Ook werd hij actief in communistische kringen en schreef artikelen voor De Tribune en De Communistische Gids.
Zijn politieke engagement dreef hem er in 1932 toe met zijn Nederlandse vrouw en hun vier kinderen terug te keren naar Suriname. Daar opende hij een adviesbureau voor (contract)arbeiders, waar ze hun klachten over uitbuiting en ontbering kwijt konden.
Hij werd met argusogen gevolgd door de autoriteiten in Paramaribo, die hem als staatsgevaarlijk beschouwden. Nog voordat hij een geschrift met alle grieven kon aanbieden aan de gouverneur, verdween hij achter de tralies in Fort Zeelandia.
Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.
Ondanks hevige protesten door de bevolking zat hij daar drie maanden vast, voordat hij in het geheim met zijn gezin het land uit werd gezet. Hij moest terug naar Nederland, waar hij zijn politieke idealen trouw bleef. Daar schreef hij het boek Wij slaven van Suriname, waarin de geschiedenis van het land voor het eerst werd beschreven vanuit een antikoloniaal gezichtspunt.
Hij keerde zich niet alleen tegen de politieke en economische gevolgen van het kolonialisme, maar ook tegen de psychologische. "Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft. Daarom wil dit boek trachten het zelfrespect der Surinamers op te wekken."
Tijdens de Duitse bezetting werd het boek direct verboden. De Kom sloot zich aan bij het verzet, omdat hij in het nazisme eenzelfde soort van onderdrukking zag waartegen hij al zijn hele leven in opstand was gekomen.