Duitse doodstraf voor moord op onderduiker
In de gevangenis van Frankfurt zijn eerder deze week twee Nederlanders geëxecuteerd vanwege de moord op een Joodse onderduiker. De 41-jarige Rachel Groenberg werd in april 1943 gedood, haar lichaam werd in november dat jaar gevonden na een anonieme tip.
Een van de veroordeelden, de 23-jarige Gerrit Mulder, was de zoon van de boer in Voorthuizen bij wie Groenberg ondergedoken zat. De rechter achtte het bewezen dat hij haar wilde vermoorden omdat ze aandrong op een beter onderduikadres. Groenberg zou daarbij zelfs hebben gedreigd met verraad.
Over geruchten dat Mulder haar uit de weg had geruimd om zich te verrijken of na een afgebroken relatie met het slachtoffer, liet de rechter zich niet uit.
Hamer en mes
Op de avond van de moord werd Groenberg met een smoesje naar een kippenhok bij de boerderij gelokt. Daar sloeg Mulder de vrouw twee keer met een hamer op het hoofd. Omdat ze niet meteen stierf, riep hij de hulp in van een kennis, de twee jaar oudere Jelle van Veen.
Van Veen maakte met een mes een einde aan het leven van Groenberg. Ook hij kreeg van de rechter de doodstraf door onthoofding.
Dat het lichaam werd verstopt onder de betonvloer van het kippenhok werd verklapt in een brief van de tipgever. De voortvluchtige Mulder en Van Veen konden enkele maanden na de vondst worden opgepakt.
De Duitse rechter die in Utrecht het vonnis voorlas, sprak van een "beestachtig wrede" daad. Hij herinnerde eraan dat de moord bedoeld was om een ander misdrijf te verdoezelen: als Jodin had Groenberg immers "op last van de Duitse autoriteiten voor arbeidsdienst naar het oosten moeten worden gebracht".
De rechter veroordeelde een derde persoon, die had meegeholpen de moord te verheimelijken, tot vijf jaar tuchthuis.