Modder hindert aanval op Moluks eiland
Niet de Japanners, maar de natuur was de grootste vijand bij de landing van geallieerde militairen op het Molukse eiland Morotai. Water en modder hinderden de opmars op het Nederlands-Indische eiland.
De aanval begon met beschietingen vanaf zee, om Japanse militairen weg te houden bij de landingszones. Om het verrassingselement te behouden waren er vooraf geen bombardementen geweest bij het eiland.
Omdat er ook geen verkenningen waren uitgevoerd, was niet bekend dat een groot rif de landingszone blokkeerde. Militairen moesten daarom 80 meter uit de kust worden afgezet in water dat tot hun borst reikte. Ook het eerste materieel moest zo aan land worden gebracht.
Gelukkigerwijs was er op deze plekken nauwelijks Japanse weerstand, want eenmaal aan land bleek ook het strand veel moeilijker begaanbaar dan gepland. Onder een dun laagje stuifzand ging een stugge mix van klei en modder schuil. Het was de slechtste ondergrond die de militairen tegen waren gekomen bij de strijd in Azië.
Tegen het middaguur waren er veel voertuigen, artillerie, bulldozers en trekkers onherroepelijk vastgezogen op het strand. Sommige kwamen al in de branding stil te staan, waardoor ze bij vloed onder water raakten.
Desalniettemin wisten de troepen snel twee bruggenhoofden te bezetten op het eiland. Het is de bedoeling die de komende tijd uit te breiden, zodat er een vliegveld kan worden aangelegd. Bij de landing vielen zeven gewonden aan geallieerde zijde, twaalf Japanners kwamen om het leven.
Morotai kan als springplank worden gebruikt voor aanvallen op de bezette Filipijnen, en uiteindelijk Tokio:
De landing op het nauwelijks verdedigde Morotai past in de island-hoppingstrategie van generaal MacArthur: zwaar verdedigde eilanden als het nabijgelegen Halmahera worden overgeslagen ten gunste van makkelijk te veroveren gebied.
Zo worden de aanvoerroutes van de Japanse verdedigingskernen afgesneden en komt het Japanse hoofdeiland snel binnen bereik van geallieerde bommenwerpers.