NOS NieuwsAangepast

Pronkwerk zijderoute in Hermitage

Door verslaggever Jeroen Wielaert

Op de kaart staan de namen van verdwenen koninkrijken, oasen en mysterieuze steden: Chorasmië, Sogdië, Bactrië, Khara-Khoto, Karashahr, Noin-Ula. Ze lagen allemaal op een wijdvertakt handelsnetwerk dat bekend is geworden als de zijderoute, een traject vol kunstschatten.

Vanaf komende zaterdag is in de Amsterdamse Hermitage een indrukwekkende selectie te zien. De tentoonstelling heet Expeditie Zijderoute, schatten uit de Hermitage.

Die antieke handel is begonnen in de tweede eeuw voor Christus en liep door tot de vijftiende eeuw. Onderweg van de Middellandse Zee naar het Verre Oosten ontstond een enorme vermenging van culturen.

Bont en Boeddha

Zijde was lang niet het enige product dat werd vervoerd over de vrijwel onbegaanbare berghellingen en desolate woestijnen. Met karavanen van soms duizend kamelen, ezels, ossen en paarden werden vanuit China ook papier, lakwerk en spiegels vervoerd. Omgekeerd gingen glas en textiel oostwaarts. Uit Siberië kwamen bont en pelsdieren. India en Zuidoost-Azië leverden topaas, henna, parfums, jade en exotische dieren. Het traject verspreidde ook een belangrijke religie: het boeddhisme.

De handelsreizen duurden maandenlang, weinigen legden de gehele route af.

Het ging in delen van oase naar oase, van koningsstad naar koningsstad. Eenvoudige nomadische boeren ontwikkelden handelsgeest en werden schatrijk in het grote systeem van overslag van goederen, met tussenhandel en belastingafdrachten. De handelaren kregen ook veelvuldig te maken met rovers.

Herontdekking

De ontwikkeling van de scheepvaart over de wereldzeeën bracht een efficiëntere en veel minder moeizame vorm van massatransport. Het markeerde na zeventien eeuwen het eind van de zijderoute. De zandstormen die al die tijd de reizigers hadden geteisterd kregen nu het rijk alleen. Honderden steden verdwenen onder het zand, zoals in de Taklamakan-woestijn in Centraal-Azië.

In de negentiende eeuw is de herontdekking van de gebieden langs de route begonnen. De Duitse geograaf Ferdinand von Richthofen gaf er in 1877 de naam van de kostelijke stof aan. Het meeste graafwerk werd gedaan door de Russen. Hun vondsten werden naar de Hermitage gebracht. De Amsterdamse Hermitage maakte een keuze uit de oogst van dertien opgravingen.

Pronkwerk

Eén van de topstukken is een lange muurschildering waarin een godheid op een olifant strijdt tegen roofdieren. Hij is gevonden in het koningspaleis in Varakhsha, het tegenwoordige Oezbekistan. Het is een pronkwerk uit de zevende en achtste eeuw, de Gouden Eeuwen van de Zijderoute.

Kostbare gewaden, sieraden, schalen, kannen, borstbeelden, speelgoed, zaal na zaal vertellen ze het verhaal van wat die lange tochten vol ontberingen opbrachten aan statussymbolen.

Samensteller Birgit Boelens: "Het waren handige kooplui. Ze begrepen hoe ze die zijde uit het oosten met winst konden doorverkopen. Daarom konden ze een luxe leven leiden. Het is te zien aan de prachtige schilderingen. Het was een goed leven, een hoge cultuur. Er was vrije tijd. Ze konden het leven vieren met die succesvolle handel."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl