Onderzoek Tuitjenhorn uitgebreid
Door redacteur gezondheidszorg Rinke van den Brink
De Inspectie voor de Gezondheidszorg gaat nog minstens vijf andere hulpverleners onderzoeken in de zaak van de huisarts uit Tuitjenhorn die zelfmoord pleegde nadat hij in opspraak was geraakt vanwege de dood van een terminaal zieke patiënt. De IGZ baseert zich op het strafrechtelijk onderzoek dat het Openbaar Ministerie eerder heeft gedaan.
Een woordvoerder van de IGZ laat weten dat "de Inspectie een calamiteitenonderzoek uitvoert" naar de zaak Tuitjenhorn. Lopende het onderzoek doet de IGZ geen mededelingen.
Medicatieveiligheid
De IGZ breidt het onderzoek uit naar een apotheker in Tuitjenhorn, een huisartsenpost, een individuele huisarts en ten minste twee andere betrokkenen . De apotheek is gevestigd in hetzelfde gezondheidscentrum als de praktijk van huisarts Tromp.
Het IGZ-onderzoek richt zich met name op de kwaliteit van verantwoorde palliatieve zorg en op de medicatieveiligheid. Een van de centrale vragen is hoe de huisarts aan de grote hoeveelheden morfine en dormicum kwam waarover hij beschikte.
In een calamiteitenonderzoek probeert de Inspectie vast te stellen of het handelen van de betrokkenen vermijdbaar was of verwijtbaar. Bij een calamiteit gaat het altijd om een zeer ernstig incident. Als wordt vastgesteld dat een calamiteit verwijtbaar is kan dat voor de betrokkenen tuchtrechtelijke, maar ook strafrechtelijke gevolgen hebben.
Tromp
Tromp pleegde begin oktober zelfmoord nadat hij geschorst was door de Inspectie. Dat gebeurde na een onderzoek van het Openbaar Ministerie naar Tromps rol bij het sterven van een van zijn patiënten.
Tromp diende op 19 augustus een terminaal zieke kankerpatiënt 1000 milligram morfine en 350 milligram dormicum toe. Een tweede spuit met 1000 milligram morfine gebruikte hij niet omdat een aanwezige thuiszorgmedewerkster vragen stelde over de dosering morfine die hij gaf.
Tot Tromps ingreep kreeg de terminaal zieke kankerpatiënt 7,5 milligram dormicum en driemaal daags 5 milligram morfine.