LUMC kan geen administratie vinden van omstreden vruchtbaarheidsarts
Het is voor het academisch ziekenhuis in Leiden (LUMC) lastig om te achterhalen of de omstreden fertiliteitsarts Jan Wildschut ook in Leiden zijn eigen zaad heeft gebruikt om vrouwen te insemineren. Tot nu toe kan het ziekenhuis niets vinden over behandelingen van Wildschut bij de zaadbank, blijkt uit onderzoek van Omroep West.
"Wij hebben in ons onderzoek naar de archieven van deze afdeling niets van Wildschut gevonden", zegt een woordvoerder van het ziekenhuis. Hoe dat kan, is onduidelijk. Het onderzoek gaat nog wel door.
De in 2009 overleden gynaecoloog Wildschut gebruikte tussen 1981 en 1993 zijn eigen zaad bij vruchtbaarheidsbehandelingen in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle. Hij verwekte zo tientallen kinderen.
Daarvoor werkte hij tussen 1971 en 1981 op de afdeling waar de kunstmatige bevruchtingen plaatsvonden in het academisch ziekenhuis in Leiden.
Vorige week maakte het LUMC bekend te onderzoeken of medewerkers hun eigen zaad gebruikten bij inseminatie van patiënten. Aanleiding voor dat onderzoek is een artikel in universiteitsblad Mare uit 1980. Daarin staat dat mannelijk personeel in die tijd zelf zaad inleverde.
Naam genoemd
De onderzoekers van het Leidse archief zeggen dat "enkele moeders en meerdere donoren" de naam van Wildschut hebben genoemd als medewerker of behandelaar. "Maar de administratie van begin jaren 80 is zeer spaarzaam en van de jaren 70 hebben wij helaas (bijna) geen registratie van inseminatiebehandelingen, laat staan van donorgegevens."
Het ziekenhuis heeft geen signalen ontvangen dat Wildschut zijn eigen zaad gebruikte bij vruchtbaarheidsbehandelingen. Ook zijn er geen nakomelingen uit de behandelingen in het ziekenhuis in Leiden gelinkt aan het DNA van Wildschut.
Het LUMC roept ouders en donoren op zich te melden bij Stichting Fiom of commerciële DNA-databanken. Het LUMC pleit ook voor een groot landelijk onderzoek naar alle klinieken in Nederland die vruchtbaarheidsbehandelingen uitvoerden.