NOS Nieuws

Halfjaar na de explosie in Beiroet: nog steeds puinruimen en weinig hulp vanwege corona

  • Lennard Swolfs

    redacteur Buitenland

  • Lennard Swolfs

    redacteur Buitenland

Het is een half jaar geleden dat een explosie in het gebied rondom de haven van Beiroet een groot deel van de stad verwoestte. Honderdduizenden Libanezen raakten van de een op de andere dag dakloos. Veel inwoners van de Libanese hoofdstad zijn nog steeds druk bezig met het opknappen van hun huizen.

"Mijn huis is volledig vernield door de explosie", vertelt Roy Bassil. "Er is niets meer van over. Het is het huis waar ik ben geboren en ben opgegroeid. Alle herinneringen zijn verloren gegaan." Bassil huurt momenteel een woning buiten de stad. "Ik hoop natuurlijk snel weer terug te kunnen keren, maar het heeft tijd nodig. Tijd om dit bloedbad te vergeten."

Midden-Oostencorrespondent Daisy Mohr ging langs bij Roy Bassil om te kijken hoe het ervoor staat met het opknappen van zijn huis:

Beiroet, zes maanden na de explosie

Libanon kampt met een grote economische crisis en ook het coronavirus grijpt om zich heen. Het land is zo goed als failliet en op hulp van de overheid hoeven de inwoners dan ook nauwelijks te rekenen. "We krijgen helemaal niets van de staat", vertelt Bassil. "Het leger is langs geweest om te komen kijken, maar we hebben geen hulp gekregen."

Corona staat hulp in de weg

Toch zit opgeven niet in het Libanese bloed, direct na de ramp stonden inwoners klaar om elkaar te helpen. Ondernemer Mariana Wehbe besloot met een team van vrijwilligers de beschadigde woningen te repareren. Maar de strenge coronamaatregelen in het land maken dit vrijwel onmogelijk. Libanon zit sinds 7 januari in een totale lockdown en niemand mag naar buiten.

"Al onze projecten zijn stopgezet, het is onmogelijk om ter plaatse te komen. We hebben nog zeker 60 woningen op onze lijst staan om te repareren, maar met de overvolle ziekenhuizen is dat nu gewoon een te groot risico voor de families en hulpverleners."

Ook Teresa Ibrahim beaamt dit. "Essentiële hulp wordt nog wel geboden, maar een stuk trager dan voorheen en op een kleinere schaal." De Libanese Ibrahim werkt vanuit Amsterdam voor de hulporganisatie Plan International Nederland. Ze was de noodhulpcoördinator van de landelijke Giro555-actie.

De hulporganisaties achter Giro555 haalden ruim 15 miljoen euro op. "In het begin was de hulp vooral gericht op het uitdelen van hygiënepakketten, warme maaltijden, puinruimen en de schade in kaart brengen." Daarnaast helpen de hulporganisaties met het repareren van de woningen en bieden ze medische hulp.

Plan focust zich nu vooral op het bieden van psychologische hulp aan de slachtoffers en onderwijs voor kinderen van wie de scholen verwoest zijn. Vanwege de strenge lockdown in het land doen Ibrahim en haar team dit nu veelal telefonisch en online.

Weinig hoop

Ibrahim bracht vorige maand nog een bezoek aan haar thuisstad Beiroet, deels voor familiebezoek en deels voor werk. "De contrasten in de stad zijn groot. Sommige woningen zijn alweer volledig opgeknapt, terwijl andere nog flink beschadigd zijn", vertelt ze. "Veel inwoners hebben nog maar weinig hoop. Ze weten dat er in de nabije toekomst niet veel aan hun situatie zal veranderen."

Ook Midden-Oostencorrespondent Daisy Mohr voelt de uitzichtloosheid in de stad. "Veel Libanezen hoopten na de explosie op politieke verandering, maar die bleef uit. Wel trad de regering binnen een week na de explosie af, maar het lukt het land niet om een nieuwe regering te vormen. En dus wordt de situatie alsmaar uitzichtlozer."

Veel burgers geven de corrupte regering de schuld van de explosie, omdat zij wisten dat er een grote hoeveelheid ammoniumnitraat opgeslagen lag in de loods in het havengebied en niets deden. Bovendien vinden ze dat er te weinig hulp wordt geboden en dat niemand verantwoordelijkheid neemt. Bassil: "Ik zal de daders van deze ramp nooit kunnen vergeven".

Nieuwsuur sprak in december met drie Libanezen over het rampjaar 2020:

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl