Waarom staan sommige pensioenfondsen er goed voor en andere niet?

  • Charlotte Waaijers

    redacteur Economie

  • Charlotte Waaijers

    redacteur Economie

Er zijn weinig zaken waar Nederlanders zo veel geld voor opzijzetten als voor hun pensioen. Grofweg 1500 miljard euro zit er bij elkaar in de pot. Toch zal het niet iedereen evenveel opleveren.

De verschillen tussen pensioenfondsen zijn namelijk groot. Terwijl voor een aantal grote pensioenfondsen kortingen weer een stapje dichterbij zijn gekomen, staan andere fondsen er juist riant voor.

Zo'n 300.000 Nederlanders zitten bij fondsen die er zo goed voorstaan dat het er voorlopig op lijkt dat ze de pensioenen volgend jaar mogen verhogen. Daartegenover staan bijna 12 miljoen Nederlanders die zijn aangesloten bij een fonds dat mogelijk moet korten.

Waar komen deze verschillen vandaan?

Achter de verschillen schuilen verschillende strategische keuzes: hoeveel premie de pensioenfondsen vragen aan deelnemers, hoe ze het geld in de pot beleggen en vooral hoe ze zich indekken tegen het risico dat rentes dalen.

Dat laatste is een belangrijk punt, want de rekenrente heeft grote invloed op de positie van pensioenfondsen. Die rente geeft aan hoeveel geld de fondsen in de kas moeten hebben om alle pensioenen te kunnen uitkeren. Is de rekenrente hoog, dan hoeven ze in verhouding minder geld in kas te hebben, bij een lage juist meer.

Het ABP heeft berekend wat renteschommelingen voor effect hebben. Stel: je gaat over 15 jaar met pensioen, en je zou dan 1000 euro netto per maand moeten krijgen. Bij een rekenrente van 1 procent moet je fonds dan nu ruim 800 euro in kas hebben. Bij een rekenrente van 3 procent is het een heel ander verhaal: dan hoeft het fonds nu maar iets meer dan 600 euro te hebben.

Dat gaat om grofweg 200 euro verschil voor één deelnemer. Het ABP telt meer dan 1 miljoen deelnemers (van wie een deel binnen minder en een deel na meer dan 15 jaar met pensioen gaat).

Het risico dat de rente daalt en je als fonds meer geld achter de hand moet houden, kun je afdekken. Bijvoorbeeld door een deel van het geld dat in de pot zit in rentederivaten te beleggen. Die stijgen juist in waarde als de rente daalt.

De mate waarin fondsen hun risico's afdekken, blijkt van groot belang voor hoe goed ze er voor staan, ziet De Nederlandsche Bank. De toezichthouder zette onlangs 205 fondsen op een rij en deelde ze op in vier categorieën: de fondsen waarbij een korting dreigt, een groep die niet hoeft te korten maar ook niet mag indexeren (de pensioenen laten meestijgen met de inflatie), een groep die deels mag indexeren en een groep die volledig mag indexeren op basis van hoe ze er voor staan.

De laatste groep, dus de fondsen die er het beste voor staan en de pensioenen volledig kunnen laten meestijgen met de inflatie, hebben gemiddeld 74 procent van het renterisico afgedekt. Bij de fondsen waarvoor een korting dreigt, is dat gemiddeld 29 procent.

Risico's nemen

Naast het indekken tegen dit renterisico, spelen nog andere factoren mee die zorgen voor verschillen bij fondsen. Zo rekenen de fondsen die er goed voor staan gemiddeld hogere premies voor hun deelnemers, en stoppen ze relatief minder geld in risicovollere beleggingen als aandelen.

Bij die risicovollere beleggingen geldt dat ze relatief meer kunnen opleveren dan bijvoorbeeld het uitlenen van geld aan betrouwbare partijen. Sommige fondsen zien zich genoodzaakt om op zoek te gaan naar hogere rendementen door meer in risicovolle aandelen te beleggen, omdat ze bijvoorbeeld 'snel' hun tekort moeten zien aan te vullen. Maar risico's hebben een keerzijde: zo'n belegging kan ook tegenvallen.

En dan zijn er nog pensioenfondsen, vaak afzonderlijke fondsen van een bedrijf als ING of Philips, waarbij de werkgever soms geld bijstort als het slecht gaat. Dat zijn er wel steeds minder.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl