NOS Nieuws

Politie kan groot deel ongebruikelijke transacties niet onderzoeken

  • Charlotte Waaijers

    redacteur Economie

  • Charlotte Waaijers

    redacteur Economie

Een groot deel van de meldingen van ongebruikelijke transacties in Nederland, kan niet worden onderzocht. Dat concludeert de Financial Intelligence Unit, de organisatie bij wie instellingen ongebruikelijke transacties moeten melden, in het jaarverslag over 2018.

Dat heeft te maken met de transacties in of met landen die de Europese Commissie heeft bestempeld als risicolanden, buiten de EU. Alleen al het doen van een transactie in of met een van die risicolanden, zoals Oeganda, Irak en Jemen, is in Nederland genoeg om als 'ongebruikelijk' bestempeld te worden.

Dat nieuwe criterium heeft geleid tot een "enorme toevloed" aan meldingen, aldus de FIU. De organisatie kreeg afgelopen jaar 753.352 meldingen binnen van instellingen, zoals banken, accountants en creditcardmaatschappijen, die verplicht zijn een transactie te rapporteren als die ongebruikelijk is. Daarvan waren 358.609 meldingen puur en alleen op basis van de lijst risicolanden, dat is dus bijna de helft van alle meldingen afgelopen jaar.

Ondanks dit grote aantal, kon de FIU er relatief weinig mee. Ze zijn "in veruit de meeste gevallen inhoudelijk gezien niet voorzien van afdoende gegevens voor verdere analysemogelijkheden", schrijft de organisatie.

Ongebruikelijk, niet verdacht

Aanknopingspunten om verder onderzoek te doen zijn heel belangrijk. Dat een transactie ongebruikelijk is, wil namelijk nog niet zeggen dat die ook daadwerkelijk 'verdacht' is (laat staan crimineel). Dat kan de FIU pas vaststellen na verdere analyse van de gegevens.

Door het ontbreken van gegevens van de meldingen die binnenkwamen, was het in veel gevallen dus niet mogelijk om te beoordelen of deze ongebruikelijke transacties daadwerkelijk verdacht waren. Uiteindelijk kreeg 1 op de 14 transacties die gemeld werden alleen op basis van de nieuwe lijst risicolanden het stempel verdacht. Dat is een stuk lager dan het gemiddelde bij de FIU, dat op 1 op de 8 ligt.

Nederland uitzonderlijk

Afgelopen jaar is de lijst met indicatoren dus aangepast. De nieuwe Europese regels moeten het in heel Europa makkelijker maken om witwassen en terrorismefinanciering op te sporen (de Fourth Anti-Money Laundering Directive, beter bekend als AMLD4). Elke lidstaat moest die richtlijn vervolgens zelf implementeren.

Volgens Hennie Verbeek, hoofd van de FIU in Nederland, is de manier waarop Nederland de Europese richtlijn geïmplementeerd heeft eerder uitzondering dan regel.

Dit is echt een te groot net waarmee we aan het vissen zijn.

Hennie Verbeek, hoofd FIU Nederland

In bijna alle andere lidstaten is het feit alleen dat een transactie in of met een risicoland plaatsvindt, niet voldoende voor een melding, legt ze uit. Daar moet er sprake zijn van een combinatie van risicofactoren voordat er gemeld moet worden, waardoor het aantal meldingen dat binnenstroomt veel beperkter is.

Het verschil tussen Nederland en andere landen, is dat er anders gekeken wordt naar hoe groot het risico op criminaliteit, fraude, witwassen of terrorismefinanciering is in die landen, zegt Verbeek. Omdat Nederland nog niet goed zicht had op hoe groot die risico's zijn, is ervoor gekozen om het heel breed in de gaten te houden.

"Dit is echt een te groot net waarmee we aan het vissen zijn", aldus Verbeek. Dat heeft tot onnodig werk geleid, zegt ze. "In zekere zin wel. Maar dat het onnodig is, weten we natuurlijk pas achteraf."

Het ministerie van Financiën onderzoekt op dit moment op welke manier de wet kan worden aangepast.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl