De schaatsbaan bij de WK allround in Boedapest in 2001
NOS SchaatsenAangepast

Een flexibele slag en Berenburg in de binnenzak, dát is buitenschaatsen

  • Joost Smedema

    Redacteur NOS Sport

  • Joost Smedema

    Redacteur NOS Sport

Ard en Keessie streden op de schaatsbaan niet alleen tegen elkaar en de buitenlandse concurrentie, ze moesten ook zien om te gaan met de elementen. Sneeuw, wind en kou teisterden in 'die goeie ouwe tijd' de buitenbanen van onder andere Lahti, Gotenburg, Innsbruck, Oslo en Heerenveen, waar heroïsche gevechten werden geleverd om de wereldtitel.

Schaatsers anno 2018 hebben daar nog maar zelden last van. Sinds eind jaren tachtig, begin jaren negentig worden grote kampioenschappen nog bijna uitsluitend onder een dak afgewerkt, waardoor iconische buitenbanen als Davos, Helsinki, Eskilstuna, Deventer, Karuizawa, Alma Ata en Butte plaats hebben moeten maken voor comfortabele hallen als de Olympic Oval (Calgary), het nieuwe Thialf, het Vikingskipet (Hamar), de M-wave (Nagano), Kometa (Kolomna) en de Max Aicher Arena (Inzell).

Maar komend weekend zullen de rijders weer ouderwets rekening moeten houden met het weerbericht. De strijd om het wereldkampioenschap allround wordt afgewerkt in het Olympisch Stadion van Amsterdam. Een kampioenschap op een ijsbaan zonder dak. Hoe is dat? Vier Nederlandse wereldkampioenen van weleer halen herinneringen op aan schaatsen in de buitenlucht.

Van Hilbert tot Sven: Nederlands schaatssucces in de buitenlucht

"30.000 man op de tribune. Tja, dat had wel wat." Hilbert van der Duim en Hein Vergeer gebruiken dezelfde woorden als ze terugdenken aan hun wereldtitels. Beide schaatsers werden in de jaren tachtig twee keer wereldkampioen. Vier titels, gewonnen in de buitenlucht, nog voordat Thialf werd overdekt in 1987.

"De tribunes waren vol, veel mensen zaten met een flesje Berenburg in de binnenzak", herinnert Van der Duim zich. "Ze maakten er prachtige weekenden van, er hing bij die kampioenschappen een geweldige sfeer."

Geen blokjes, maar een sneeuwrand

Het waren de jaren dat er nog geen blokjes tussen de banen lagen, maar een randje sneeuw. En de schaatsers droegen handschoenen en thermo-ondergoed tegen de de snijdende kou.

1982: Hilbert van der Duim

Vergeer: "Het WK in Inzell van 1986 was voor mij toch wel het mooiste toernooi. Omdat ik daar won, maar zeker ook vanwege de goede omstandigheden. Het weer was goed en het ijs ook. Daardoor werd er hard gereden, iedereen zat dicht bij elkaar."

Die buitenlucht zorgde niet altijd voor feeërieke decors. "Ik herinner me een schaatsinterland tussen Nederland en Noorwegen in Stavanger. Daar was het weer zo slecht dat de wedstrijd werd afgelast. Schaatsers vlogen uit de bocht, zo hard waaide het", zegt Vergeer.

"We hebben toen gezegd: zo kunnen we niet schaatsen. Het leverde vast spectaculaire beelden op, maar je moet het eigenlijk niet willen."

Hein Vergeer krijgt aanwijzigingen van coach Henk Gemser bij het WK allround in Inzell

Hoe moeilijk de omstandigheden kunnen zijn in de open lucht, bleek ook tijdens de WK allround van 2001 in Boedapest, waar op een vijver van een kasteel werd geschaatst. Op de slotdag steeg de temperatuur naar zo'n vijftien graden waardoor de ijsmachines niet langer in staat waren het ijs in goede conditie te houden. Als gevolg daarvan werd besloten de races te verdelen over een ochtendsessie en avondsessie, opdat de zon en een boterzachte baan het kampioenschap niet in een loterij zouden veranderen.

''s Avonds geweldige sfeer'

Rintje Ritsma sloot het toernooi af als wereldkampioen, hij won er zijn vierde en laatste titel. "Ik heb die zondag uren op mijn hotelkamer gelegen zonder te weten hoe laat we weer zouden gaan schaatsen", herinnert hij zich. "Ondertussen zaten de toeschouwers in een T-shirtje op het terras, die hadden het heel gezellig gehad. 's Avonds was de sfeer daardoor geweldig in het stadion."

Een dag eerder merkte Renate Groenewold al de invloed van het weer op het kampioenschap. "Ik reed de drie kilometer tegen Gunda Niemann en zij vergat te wisselen. Door de wind was het verstandig om zo dicht mogelijk langs de boarding te rijden, maar ze vergat naar binnen te gaan."

'In Amsterdam prima baan'

"De ronden daarna wees Gerard Kemkers (coach, red.) mij er steeds op dat ik goed zat. Daar deed hij het wel goed", lacht Groenewold, daarmee hintend op de fout die Kemkers maakte tijdens de Olympische Spelen van 2010 toen hij Sven Kramer naar de verkeerde baan stuurde.

Dit weekend zal het kwik in Amsterdam wederom richting de vijftien graden gaan. Maar de ijsvloer in het Olympisch Stadion is daartegen bestand, verzekert Ritsma, die directeur is van de tijdelijke ijsbaan. "Normaal gesproken hebben we dan een prima baan."

2001: Renate Groenewold bij de ijsbaan van Boedapest

Het voorbeeld van Niemann in Boedapest laat wel zien dat schaatsen op een buitenbaan andere kwaliteiten van de rijders verlangt. "Buiten schaatsen is alleen maar bijzonderder geworden", zegt Ritsma. "We hebben een generatie schaatsers die al jaren geen windvlaag meer hebben gevoeld of weten hoe ze daarop moeten anticiperen."

Flexibel schaatsen

Wat is het geheim van de smid? "Je moet flexibel zijn in je schaatsslag", legt Ritsma uit. "Met tegenwind moet je wat kortere slagen maken, dus extra vermogen leveren. Terwijl je bij wind in de rug je slag juist moet verlengen, zodat je daar kunt herstellen. Kramer en Pedersen beheersen dat wel, die rijden nog vaak op buitenbanen. Maar een groot aantal schaatsers rijdt alleen maar binnen."

Ook Vergeer heeft een tip. "Je moet wat alerter rijden dan op een binnenbaan. Je denkt wat meer na: hoe staat de wind, hoe rijdt mijn tegenstander en wat levert dat me op? Binnen rijd je toch vooral op je eigen schema, op buitenijs moet je scherper zijn."

2001: Anni Friesinger en Rintje Ritsma vieren de wereldtitel allround in Boedapest

Dat er bijna alleen nog maar binnen gereden wordt, is volgens Van der Duim niet meer dan logisch. "De sport heeft vooruitgang nodig. Van aerodynamische pakken en de klapschaats tot het gebruik van windtunnels en overdekte hallen. Die vooruitgang maakt de sport aantrekkelijk", zegt de Fries die bij het WK van 1980 op de buitenbaan van Heerenveen drievoudig wereldkampioen en vijfvoudig olympisch kampioen Eric Heiden onttroonde.

'Een keer pech, een keer geluk'

Toch zou, zo eens in de paar jaar, een kampioenschap in de buitenlucht helemaal niet verkeerd zijn, menen alle oud-kampioenen. Groenewold: "De toernooien in de buitenlucht zijn de toernooien die ik me het best kan herinneren. Ik hoop dat de ISU (de internationale schaatsunie, red.) dit soort initiatieven omarmt. Het zou mooi zijn om af en toe eens een wereldbeker in een grote stad te rijden."

Van een oneerlijke strijd in de open lucht is volgens de vier wereldkampioenen zelden sprake geweest. "Op een buitenbaan heb je altijd wel een keer pech en geluk, over het algemeen krijg je dan de terechte winnaar", besluit Ritsma.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl