De Aardappeleters van Van Gogh
NOS NieuwsAangepast

'Ik zie nu in het museum alleen maar verkleurde kunst'

  • Lambert Teuwissen

    Redacteur

  • Lambert Teuwissen

    Redacteur

De kleuren lijken zo toepasselijk in De Aardappeleters. Grauw en bedompt donkergroen, als het land waar de knoestige boeren hun dag hebben doorgebracht en de aardappels hebben gerooid. Toch zou Van Gogh zich waarschijnlijk rotschrikken als hij zijn meesterwerk nu zag hangen. Hij had heel andere kleuren geverfd.

"Het is een drama", oordeelt kunstenaar Monica Rotgans, die het boek Blauw Groen schreef over kleurgebruik in de kunst. "Het was eerst een wezenlijk ander schilderij. Het was veel minder donker: de lichtbron was veel duidelijker, evenals het licht op de gezichten. Nu is het een brij, om het oneerbiedig te zeggen."

Het verschil wordt veroorzaakt door de verf waarmee Van Gogh werkte: Pruisisch blauw. "Dat is een heel sterk pigment, dat uiteindelijk door alle andere kleuren heen bloedt. En als je ook nog eens slordig schildert en je kwasten niet schoonmaakt, zoals Van Gogh, gaat het overal in zitten. Een blauwe waas. Doe daar een lekker dikke gele vernis overheen en nu hebben we groene aardappeleters."

Het materiaal is in het Nederlandse kunstonderwijs eigenlijk taboe vanaf de jaren 70. Het ging om het concept en het idee.

Monica Rotgans

De Aardappeleters bewijst de moeizame relatie die er eeuwenlang was tussen verf en kunstenaar. In een tijd vol digitale afbeeldingen en duizenden synthetische verven is het haast niet meer voor te stellen hoe beperkt het palet oorspronkelijk was. Welke kennis en trucs schilders nodig hadden om bepaalde kleuren te krijgen en hoe dat toch regelmatig misging.

Met haar 7 Colours Project geeft Rotgans een overzicht van gebruik en betekenis van kleuren door de eeuwen heen. Deze week verschijnt Blauw groen. Er volgen nog boeken over rood, geel en aardkleuren en zwart en wit.

"De tube bestaat pas sinds 1845, daarvoor maakte elke schilder zijn eigen verf. Dus moest je zorgen dat je de juiste bestanddelen had en die aanpassen aan je behoeftes: dikke verf, dunne verf, in de kleur die je nodig had. Dat hoeven we tegenwoordig helemaal niet meer. Je hoeft niet na te denken of iets er wel is."

Volgens Rotgans wordt er door kunsthistorici daardoor veel te weinig aandacht gegeven aan het ambacht van de kunstenaar. "Het materiaal is in het Nederlandse kunstonderwijs eigenlijk taboe vanaf de jaren 70. Het ging om het concept en het idee, het materiaal was maar een hinderpaal. Daardoor is de kennis die er was om een technisch goed product af te leveren nauwelijks nog aanwezig. Maar dat is net zoiets als koken uit een kookboek, zonder het verschil te weten tussen een tomaat en een paprika."

De kleur blauw is een sterk voorbeeld. Wie realiseert zich tegenwoordig nog hoe zeldzaam die kleur eeuwen is geweest? Er was maar een handjevol stoffen die een goede blauwe verf opleverden en bijna allemaal waren ze onvoorstelbaar duur. Je kon 4 gram blauwe kleurstof krijgen uit 30.000 purperslakken. Of lapis lazuli uit Afghanistan, waar het slechts enkele maanden per jaar onder barre omstandigheden kon worden gedolven.

Statussymbool

Blauw was daardoor vaak letterlijk zijn gewicht in goud waard. Rotgans schrijft over de verfbegroting van een Bourgondische koning, waar de kleur blauw goed was voor de helft van het budget. Het resulteerde erin dat de kleur een statussymbool werd. Het werd bijna exclusief gebruikt om koningen mee te kleuren, of bijvoorbeeld de blauwe mantel waar Maria sinds de Middeleeuwen mee wordt afgebeeld.

Schilders namen soms hun toevlucht tot blauwe pigmenten die goedkoper waren of minder schaars. Het mineraal azuriet, indigo uit planten of smalt (gemalen blauw glas) bijvoorbeeld. Probleem was echter dat die stoffen veel minder stabiel waren. Als het materiaal niet goed werd aangebracht of verkeerd bewaard, volgde onherroepelijk verkleuring.

Rotgans somt in haar boek verschillende topstukken op waarbij dat gebeurde. Zo weten we slechts door een gelukkig toeval hoe de Mona Lisa er oorspronkelijk ongeveer moet hebben uitgezien doordat een leerling van Da Vinci tegelijkertijd een kopie maakte. Dat werk werd echter nooit op waarde geschat, omdat het al snel grotendeels was overgeschilderd. Pas na een grondige restauratie in 2011 werd duidelijk dat men eigenlijk een frisse versie van Da Vinci’s werk in handen had.

"Als we naar de Mona Lisa kijken, zien we een bruinig, vriendelijk glimlachend vrouwenportretje. Somber, weinig kleur. Maar als je naar de originelen van de pigmenten kijkt, zien we een vrouw in een zomers landschap met een mooie kleurige jurk, een hele heldere huid én wenkbrauwen. Dat is een voorbeeld van verf die verdwenen is."

De Mona Lisa, de gerestaureerde kopie en de kopie voor restauratie

"Als ik nu door een museum loop, zie ik alleen maar verkleurde kunst. En doordat we ons niet bewust zijn van die verkleuring waarderen we het niet meer zoals de kunstenaar het bedoeld heeft."

Met het project wil Rotgans daar verandering in brengen. "Als je iets weet van al deze pigmenten, kun je mentaal reconstrueren hoe het eruit zag. Een heel handig handvat is bijvoorbeeld Maria in middeleeuwse kunst. Die moet een hemelsblauwe mantel hebben. Is die grijs of bruin, dan weet je dat er waarschijnlijk iets is misgegaan en kun je dat relateren aan de rest van het schilderij."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl