Paralympische Spelen
NOS SportAangepast

S13? T44? Zo werkt de paralympische classificatie

De Paralympische Spelen zijn bezig en in Rio de Janeiro strijden 4.350 paralympische atleten om 2.347 medailles. Dat gebeurt in 22 sporten met 528 onderdelen en heel veel verschillende klassen.

Het belangrijkste woord van de Paralympische Spelen is dan ook classificatie. Hoe werkt dat precies?

Aan de hand van classificatie wordt bepaald in welke mate de sporter gehandicapt is. Een sporter komt in aanmerking als hij voldoet aan een van de tien erkende beperkingen die zijn opgesteld door het Internationaal Paralympisch Comité (IPC).

Die handicap moet ook invloed hebben op de specifieke sport die de atleet wil doen. Het IPC hanteert dit classificatiesysteem zodat sporters met gelijkwaardige beperkingen tegen elkaar strijden.

In Rio staan 22 sporten op het programma, maar niet elke sport heeft evenveel classificaties. Zo zijn er bij atletiek 177 medaillewedstrijden (in vergelijking met 47 bij de reguliere Olympische Spelen), maar strijden de rolstoelbasketballers, rolstoelrugbyers en zitvolleyballers in een 'normaal' toernooi om de medailles.

Hieronder wordt een aantal sporten verder toegelicht. Op onze paralympische website is nog veel meer informatie te vinden.

Atletiek

Paralympische atleten hebben een lichamelijke, visuele of verstandelijke beperking. De atletiek kent klassen met de letters T (track, voor baannummers) en F (field, voor veldonderdelen), gevolgd door een cijfer. Hierbij geldt: hoe lager het cijfer, hoe groter de beperking.

Bijvoorbeeld: op de 100 en 200 meter komt paralympiër Marlou van Rhijn, bij wie beide onderbenen zijn geamputeerd, uit in de klasse T43. In Rio wordt dit onderdeel samengevoegd met de T44-klasse (enkele onderbeenamputatie). De 100 meter bij de vrouwen staat in Rio veertien keer op het programma.

Soms worden klassen samengevoegd om een spannendere finale te creëren of omdat er anders te weinig deelnemers zijn. In sommige gevallen is er dan sprake van verrekeningen in het wedstrijdresultaat.

Voetbal

Voetballers met een visuele beperking spelen 5 tegen 5. Alle spelers, behalve de keeper, zijn visueel gehandicapt en dragen een blinddoek om op die manier gelijkheid te creëren.

Nederland doet in Rio mee aan het CP voetbal, waarbij 7 tegen 7 wordt gespeeld. Deze voetballers hebben allemaal een vorm van cerebrale parese (CP, wat staat voor hersenbeschadiging) en er zijn vier klassen waarin de voetballers worden verdeeld. Elk team moet vervolgens bestaan uit voetballers van die verschillende klassen.

Zowel bij het tafeltennis als bij het badminton zijn er klassen voor sporters die in een rolstoel zitten (1 tot en met 5), sporters die staand kunnen spelen (5 tot en met 10) en categorie 11 is voor verstandelijk beperkten. Badminton kent ook nog een aparte klasse voor kleine mensen.

Schermen en tennis is bijvoorbeeld alleen voor sporters in een rolstoel. Deze sporten kennen weer klassen voor atleten die bijvoorbeeld alleen een handicap aan de benen hebben of een handicap aan zowel benen als armen.

Zwemmen

Net als de atletiek kent ook het zwemmen veel verschillende klassen voor zwemmers met een lichamelijke, visuele of verstandelijke beperking. In Rio staan er 152 medaillewedstrijden op het programma (in vergelijking met 35 bij de Olympische Spelen).

De sportklassen worden aangeduid met nummers, voorafgegaan door één of twee letters. Die letters staan voor de verschillende slagen bij het zwemmen, want een beperking kan een andere invloed hebben op bijvoorbeeld de schoolslag in vergelijking met de vrije slag.

Vrije slag, vlinderslag en rugslag krijgen de letter S, wisselslag SM en de schoolslag wordt aangeduid met SB. De cijfers 1 tot en met 10 gaan over een lichamelijke beperking, 11 tot en met 13 is een visuele beperking en 14 is voor de zwemmers met een verstandelijke beperking.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl