Veel kleine oogjes om half vier 's nachts, op het jeugdatletiekkamp in Zeist. Begeleiders en deelnemers zitten samen rond een kleine televisie, afgestemd op de Olympische Spelen. Sommigen zijn de hele nacht opgebleven, anderen hebben de wekker extra vroeg gezet.
Mika en Joost wrijven de slaap uit hun ogen. Stiekem zijn ze 's nachts uit hun tent gekropen om de race van Dafne Schippers te zien, want eigenlijk moesten alle deelnemers van het kamp blijven slapen. "Maar dit is zo speciaal, we moesten het zien."
De kijkers hebben goede hoop op een medaille, misschien wel goud. "Ja dat zit er wel in. Zilver sowieso."
Dan het startschot. De kijkers schreeuwen tegen de televisie, moedigen hun heldin aan, zo'n 9500 kilometer verderop. Twintig tellen later zijn de reacties gemengd. De een is blij met de eerste Nederlandse atletiekmedaille in 24 jaar, de ander had op meer gehoopt. "Ja, misschien wel, maar zo zijn we. We hopen op het beste."
"Het is hartstikke knap, er wordt belachelijk hard gelopen", zegt de ander. "Ik denk dat het alleen maar mooi is."
Teleurgesteld of niet, na afloop van de race gaat in Zeist de knop om. Nog even terug naar bed, en daarna om 10.00 uur staat het volgende onderdeel op programma: hordelopen.