Brons, zilver, goud: Hambüchen in select rijtje
Met zijn gouden medaille op rekstok van dinsdagavond had Fabian Hambüchen niet alleen eindelijk zijn olympische hoofdprijs te pakken, de Duitser maakte 'en passant' ook een fraaie verzameling compleet. Met achtereenvolgens het brons van 2008 en zilver van 2012 (achter Epke Zonderland) is bovendien sprake van een stijgende lijn.
De turner is pas de vierde olympiër die zo'n opbouwend rijtje kan overleggen. In 1956 pakte Joaquin Capilla de primeur. De Mexicaanse schoonspringer verliet in 1948 Londen met olympisch brons op de 10 meter toren op zak en verbeterde zich vier jaar later in Helsinki tot zilver.
Het grote succes volgde in Melbourne, waar hij goud veroverde op zijn favoriete onderdeel en brons meepikte op de 3-meterplank. Met dat kwartet medailles is Capilla nog altijd de meest succesvolle individuele olympiër van zijn land.
Kanovaarder Knut Holmann volgde Capilla's voorbeeld in de K1. Op de 500 meter snelde hij in 1992 (Barcelona) naar brons en in 1996 (Atlanta) naar zilver om in 2000 (Sydney) dan eindelijk het goud naar zich toe te trekken.
Dat was overigens niet de eerste keer dat Holmann, in Sydney de Noorse vlagdrager tijdens de openingsceremonie, op de hoogste trede van het erepodium mocht plaatsnemen. In zijn succesjaren won hij op de 1.000 meter één keer zilver (1992) en twee keer goud (1996 en 2000).
Anna Meares, die anderhalve week geleden de Australische vlag het olympische stadion in Rio de Janeiro binnendroeg, is de enige vrouw in het selecte gezelschap. De baanrenster was in 2012 de snelste op de sprint, nadat zij in 2004 (Athene) en 2008 (Peking) achtereenvolgens brons en zilver had gewonnen.
Ook voor haar was het sprintgoud niet de eerste olympische hoofdprijs. Ze had in Athene (2004) al goud overgehouden aan de 500 meter tijdrit, een onderdeel dat tegenwoordig niet meer op het olympisch programma staat. Meares won daarnaast brons in 2012 op de teamsprint, terwijl ze Rio de Janeiro verlaat met keirinbrons in haar koffer.