Het Gemeentemuseum in Den Haag deed goede zaken met een grote Rothko-tentoonstelling
NOS Nieuws

'Grote musea hebben grote tentoonstellingen nodig'

Nederlandse musea hebben het de afgelopen jaren weer goed gedaan. Uit een inventarisatie blijkt dat het aantal bezoekers met ruim 7 procent is gegroeid. De top vijf is traditioneel een Amsterdams feestje, maar op nummer zes en zeven prijken twee Haagse musea: het Mauritshuis en het Gemeentemuseum.

Beide trokken 50 procent meer bezoekers dan vorig jaar. Voor het Mauritshuis is dat logisch, want het museum was in 2014 een half jaar dicht, maar de groei bij het Haags Gemeentemuseum is spectaculair: van bijna 400.000 naar bijna 600.000 bezoekers.

"Dit jaar hebben we een paar heel bijzondere tentoonstellingen gehad, zoals die van Mark Rothko", zegt directeur Benno Tempel. "En een grote tentoonstelling vanwege de 60ste verjaardag van Anton Corbijn. Dat heeft enorm veel publiek op de been gebracht, meer dan we hadden voorzien."

Zeker als groot museum moet je jaarlijks wel een of twee grote tentoonstellingen hebben waar publiek op afkomt.

Benno Tempel, directeur Haags Gemeentemuseum

Grote tentoonstellingen zijn onontbeerlijk, zegt hij. "Zeker als groot museum moet je jaarlijks wel een of twee grote tentoonstellingen hebben waar publiek op afkomt. Tenminste, als je niet het Rijksmuseum bent. Daar ga je heen voor de collectie. Hoewel wij ook een mooie collectie hebben, moeten wij toch echt nieuwe tentoonstellingen organiseren om het Nederlandse publiek te blijven trekken."

Belangrijke rol

Al een paar jaar doen de Nederlandse musea het over de hele linie goed. Vorig jaar stegen de bezoekersaantallen al met 10 procent. In 2015 kwam er ook weer 7,2 procent bovenop. "Heel veel musea bestaan al rond de 200 jaar", zegt Tempel. "Dus het zijn oude bedrijven die in de steden waar ze staan, zijn verankerd, niet alleen economisch, maar ook voor het imago. Het is een heel sterke bedrijfstak in de economie en in de samenleving, die vaak niet zo wordt gezien. Dat is wel grappig."

De Nederlandse Museumvereniging berekende onlangs dat zijn leden goed zijn voor een jaarlijkse omzet van 900 miljoen euro. Daar komt dit jaar zeker weer wat bij, want de economische crisis is voorbij en mensen kopen eerder een kopje koffie of een ansichtkaart, zegt Tempel.

Kleine of middelgrote bedrijven kunnen niet zomaar een Picasso-tentoonstelling organiseren.

Benno Tempel, directeur Haags Gemeentemuseum

"Er zijn ondertussen een miljoen mensen die een Museumjaarkaart hebben. Dat is een heel grote groep. En die willen heel graag naar de tentoonstellingen komen." Volgens hem is er genoeg vraag naar. "Het publiek kiest niet voor een of twee tentoonstellingen, maar bezoekt ze allebei. Dus blijkbaar is de markt tamelijk onverzadigbaar."

Toch profiteren niet alle musea van die voorspoed. "Kleine of middelgrote bedrijven kunnen niet zomaar een Picasso-tentoonstelling organiseren. Zeker niet als ze zelf niet een belangrijke Picasso hebben, want dan zeggen andere musea ook: waarom zou ik mijn werken aan jou uitlenen?"

Kansen

Toch liggen er ook voor die musea kansen, zegt Tempel. "In de 17de eeuw waren veel steden belangrijk. Daar zijn mooie schatten verzameld, die in plaatselijke musea zijn terechtgekomen. Als een museum zich daarop richt, hebben ze vaak iets in handen waar het publiek in geïnteresseerd is. Misschien komen daar niet direct honderdduizenden bezoekers op af, maar als er in een kleine stad 20.000 mensen op een tentoonstelling afkomen, dan vind ik dat veel."

Volgens hem kijken ze in het buitenland met jaloezie naar Nederlandse musea. "Een Chinese collega heeft wel eens tegen me gezegd: we kunnen jaarlijks wel 300 nieuwe musea openen, maar we krijgen nooit meer de Mondriaans of Van Goghs die jullie hebben. Dat is de kracht van Nederlandse musea: goede collecties."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl