'Dat de atoombom was gevallen, begrepen we niet'

"Als ik het woord atoombom alleen al zeg, borrelen de tranen op. Mijn familie, ze zijn allemaal weg. In één klap was ik helemaal alleen." De Japanse Ayako Okumura was acht jaar, toen op 9 augustus 1945 de atoombom op Nagasaki viel en de stad compleet verwoestte.

Okumura woonde met haar familie op slechts 500 meter van de plek waar de bom ontplofte. Ze overleefde de aanval door op de grond te gaan liggen met haar vingers voor haar ogen en haar duimen in haar oren. "Door zo te gaan liggen is de schokgolf van de bom over mij heengegaan."

De hele dag zocht ze naar haar moeder. Haar zusje lag onder een boom. Haar huid was verschroeid. "Dat de atoombom was gevallen, dat begrepen wij kinderen niet."

Ruim 46 jaar heeft Okumura gezwegen over wat zij meemaakte op die 9e augustus, 65 jaar geleden. De slachtoffers van de atoomaanvallen werden in eigen land met de nek aangekeken. "Dat kind stinkt, omdat ze slachtoffer is van de atoombom. Dat zeiden ze in je gezicht."

Schandvlek

Veel Japanners beschouwen Hiroshima en Nagasaki als schandvlekken op de geschiedenis van het land.

De hibakusha, zoals de overlevenden officieel worden genoemd, kregen geen banen, konden vaak geen huwelijkspartners vinden en kregen nauwelijks hulp van de overheid. Tot op de dag van vandaag worden ze gediscrimineerd.

Okumura wil niet langer zwijgen. Ze vertelt scholieren die Nagasaki bezoeken over de atoombom. "Nu ik nog leef, wil ik het zoveel mogelijk mensen vertellen, omdat het in Japan en in de rest van de wereld nog steeds niet bekend is, hoe verschrikkelijk de gevolgen van de atoombom waren."

Nederlandse overlevende

Ook de Nederlander Ronald Scholte (1924) maakte de vernietiging van Nagasaki van dichtbij mee. Als jonge krijgsgevangen militair op Java werd hij in april 1943 naar Japan gedeporteerd. Hij kwam terecht in een kamp in Nagasaki.

Op de dag dat de atoombom viel, was hij met andere gevangenen een schuilkelder aan het graven in de heuvels buiten Nagasaki.

"We hoorden het ronken van een vliegtuigmotor boven ons. Instinctief deed ik een stap achteruit, de tunnel in die we net hadden gegraven. Buiten riep iemand: een parachute! Ik zag een flits en werd met kracht de tunnel in geslingerd. Dat was mijn geluk."

"We zaten 1800 meter van de plek waar de bom viel. Mensen die buiten waren gebleven, zaten onder de brandwonden. Overal waar je keek was de stad verwoest, er waren branden en er hing een grote stofwolk. Het was een spookachtig gezicht en ik was elk gevoel voor richting kwijt."

'Geen wrok'

Toen hij terugging naar het kamp om te kijken of er gevangenen waren die hulp nodig hadden, zag hij overal dode lichamen en mensen die ernstig gewond waren. "Bij sommigen hingen grote stukken huid aan hun lichaam of zij hadden gebroken ledematen. Het viel me op dat de gewonden niet kreunden of schreeuwden van de pijn, maar alles gelaten over zich heen lieten komen."

Bij zoveel verwoesting en menselijke ellende verdween zijn haat tegen de Japanners. "Ik heb in Nagasaki zoveel Japanse slachtoffers gezien, die net zo onschuldig waren als wij. Ik koester geen wrok."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl