Executie van Duitse spionnen · NIOD/Beeldbank WO2

Landverraders geëxecuteerd bij Vught

De drie Nederlanders die in december ter dood waren veroordeeld, zijn vanmorgen in de buurt van Vught geëxecuteerd. Ze zijn de eerste landverraders die na een uitspraak van een Nederlandse rechtbank zijn doodgeschoten.

Henk Eggers (49), Teun Paques (31) en Warner Salomons (33) werden vanmorgen om 05.30 uur door de Nederlandse militaire politie opgehaald bij de gevangenis in Den Bosch. Aangekomen op een plek op de hei bij Vught, kregen ze nog even de tijd om met een geestelijke te praten, afscheid te nemen van elkaar en een sigaretje te roken.

Een van hen nam de omgeving in zich op. "Hoe heerlijk om op deze zomerse dag de zon voor het laatst te zien opkomen in deze vredige natuur", zei hij.

Geen blinddoeken

Even voor 06.00 uur namen de agenten de veroordeelden mee naar de executieplaats. Op de vraag of ze geboeid of geblinddoekt wilden worden, zeiden ze alle drie "nee".

Het vuurpeloton van het Regiment Stoottroepen Noord-Brabant bestond uit twaalf vrijwilligers van de militaire politie.

De veroordeelden zetten zich schrap en haakten de armen in elkaar. "Salvo - vuur aan - vuur", klonk het, gevolgd door geweerschoten.

Overtuigde nazi's

Eggers en Paques waren overtuigde nationaalsocialisten die het grootste deel van de oorlog in Duitsland hadden gewerkt. Terug in Nederland, in het najaar van 1944, lieten ze zich overhalen om voor de Duitsers spionage- en sabotagewerk te gaan doen.

Half oktober 1944 was een groot deel van Noord-Brabant en Limburg nog in Duitse handen. Eggers, Paques en een medespion hadden de opdracht om in burgerkleding door de linies te glippen. In de buurt van Oss moesten ze Britse tanks en andere militairen opblazen. Ook moesten ze explosieven verstoppen, die later door Duitse militairen zouden worden opgepikt.

De explosieven zaten in drie zakken en waren bedekt met tabaksbladeren, zodat ze bij aanhouding konden zeggen dat ze handelaren waren, op weg naar Maastricht. Ze hadden geen wapens bij zich.

Dat was het plan, maar ze kwamen niet ver.

Verdwaald in niemandsland

Op 17 oktober, om 01.00 uur 's nachts, stapten Eggers, Paques en hun metgezel in Gewande, aan de Maas bij Den Bosch, op splinternieuwe fietsten en reden door niemandsland in de richting van Lith. Ze raakten de weg kwijt en brachten de nacht door in een boomgaard.

De volgende dag vroegen ze mensen op straat hoe ze in Oss konden komen. Omdat ze zich niet veilig voelden, verstopten ze de explosieven. Kort daarna werden ze door een lid van de Brabantse Binnenlandse Strijdkrachten aangehouden, die ze naar zijn commandopost in Lith meenam. Daar werd de marechaussee gewaarschuwd, die het drietal oppakte.

Ze bekenden vlot en vertelden waar de explosieven verborgen lagen.

Eendenkooi

Warner Salomons was een NSB'er die in 1942 voor de Duitse Sicherheitsdienst (SD) was gaan werken. Omdat hij schulden had, liet hij zich in het najaar van 1944 ronselen om spionagemissies in Zuid-Nederland te gaan doen.

Op 16 oktober kregen hij en een medespion opdracht om langs de weg tussen Oss en Geffen de posities van de Britten in zich op te nemen. Ook voor hen was Gewande het vertrekpunt van de missie, maar ze durfden niet en durfden ook niet te weigeren. Daarom besloten ze de nacht in het veld door te brengen, om de volgende dag met verzonnen verhaal terug te keren.

Helaas voor hen werden ze de volgende ochtend door een Duitse patrouille ontdekt, die niets van hun opdracht wist. Om geen argwaan te wekken, trokken Salomons en zijn metgezel verder oostwaarts en verstopten zich in een eendenkooi. Daar werden ze de volgende ochtend door een patrouille van het verzet in Lith ontdekt en aan de marechaussee overgedragen.

Drie keer doodstraf, twee keer vijftien jaar

Tijdens de onderzoeken is niets gebleken van een verband tussen beide zaken, ondanks de vele overeenkomsten. De krijgsraad te velde in Eindhoven veroordeelde Eggers, Paques en Salomons op 27 december tot de doodstraf. De twee anderen kwamen er met een gevangenisstraf van vijftien jaar vanaf.

De terdoodveroordeelden dienden onmiddellijk een gratieverzoek in bij koningin Wilhelmina, die toen nog in Londen verbleef. De Nederlandse rechtbank in Londen moest een advies opstellen, maar dat werd steeds uitgesteld, omdat het Militair Gezag in bevrijd Nederland verzuimde de pleidooien van de verdediging mee te sturen.

Toen de ontbrekende stukken op 5 maart nog niet binnen waren, wilde de rechtbank niet langer wachten en adviseerde de koningin de gratieverzoeken af te wijzen, met de kanttekening dat het vormen van het advies "op ernstige wijze" was gehinderd. Op 31 maart wees de koningin de gratieverzoeken af.

Waarom het nog meer dan een maand duurde om de doodvonnissen te voltrekken, is onduidelijk.