Terugblik op de val van Srebrenica

De val van Srebrenica op 11 juli 1995 wordt gezien als de ergste daad van genocide in Europa na de Tweede Wereldoorlog. De stad werd ingenomen door Bosnisch Servische troepen onder leiding van generaal Mladic. Naar schatting tussen de 7.000 en 8.000 moslimjongens en -mannen, die onder bescherming stonden van een Nederlands VN-bataljon, Dutchbat, werden gedeporteerd en vermoord. Na het uiteenvallen van Joegoslavie en de burgeroorlog die daarop volgde was Srebrenica door de Verenigde Naties tot veilige enclave voor moslims uitgeroepen. Voor de veiligheid van de ruim 30.000 inwoners van de enclave werd gezorgd door een internationale vredesmacht onder de vlag van de Verenigde Naties. Op 11 juli 1995 reden Bosnisch-Servische troepen onder bevel van generaal Mladic met tanks de stad binnen. Een groot deel van de daar aanwezige moslimmannen en -jongens werd onder de ogen van Dutchbat gedeporteerd. Velen werden vermoord door de Bosnische Servische troepen. De ruim 600 Dutchbat-militairen stonden machteloos.