Dit is een nieuwsbericht van
NH
Aangepast

Zo worden trekkende zoetwatervissen handje geholpen: "Kwestie van volhouden"

Het aantal trekkende zoetwatervissen is tussen 1970 en 2020 wereldwijd met meer dan 80 procent afgenomen. Regionale initiatieven, zoals de vispassage bij het boezemgemaal Halfweg, zijn van cruciaal belang om bijvoorbeeld de palingstand weer op peil te brengen.

Talloze initiatieven, maar opkrikken palingstand blijft hard nodig

Die vispassage werd in 2012 aangelegd, omdat glasaaltjes (jonge paling) die vanuit het Noordzeekanaal via de Ringvaart het achterland wilden bereiken, niet tegen de sterke stroming van het gemaal in konden zwemmen.

"Daardoor hoopten ze zich voor het gemaal op en waren beter zichtbaar voor roofvissen. Of ze zwommen uiteindelijk terug naar het kanaal", legt visexpert van het Hoogheemraadschap van Rijnland Mike Dijkstra uit aan NH.

Die aaltjes zwemmen helemaal vanuit de zoute Sargassozee bij Mexico naar Nederland. Een diepzeetrog in die zee is namelijk de enige plek ter wereld waar deze paling paart. De pasgeboren glasaaltjes laten zich meevoeren met de stroming om vervolgens in Europa in zoetwater op te groeien. Die reis duurt meestal anderhalf á twee jaar.

Tekst gaat door onder de foto.

Glasaaltjes zwemmen vanuit de Sargassozee via het Noordzeekanaal naar de Ringvaart

Om ervoor te zorgen dat de aaltjes niet stranden in het Noordzeekanaal, heeft het Hoogheemraadschap in samenwerking met Rijkswaterstaat tunnels voor vissen aangelegd langs de vier boezemkanalen van het Rijnland. "Dat geeft die aaltjes de mogelijkheid om om het gemaal heen te zwemmen."

Fuik achter de vispassage

Om erachter te komen of die vispassages werken, monitoren ecologen welke vissen er langskomen en hoeveel dat er zijn. Ecoloog Sasja Voet doet dat bij gemaal Halfweg samen met het lokale visbedrijf van Piet Ruijter. "We zetten een fuik achter de vispassage en kunnen dan kijken welke soorten er allemaal gebruik van maken."

Een aantal keer per week wordt de fuik binnen gehaald en worden de vissen geteld en gemeten. "Nu tellen we maar tegen de vijftig glasalen, maar dat komt omdat de meesten nu al binnen zijn", legt Voet uit. In april en mei halen de meeste glasaaltjes de eindstreep. Soms zwemmen duizenden aaltjes tegelijk de fuik in.

Bijzonder dat zo'n aaltje zo'n enorme reis aflegt om hier in Nederland te komen

MIke Dijkstra, Hoogheemraadschap van Rijnland

Toch kan Dijkstra nog niet met zekerheid zeggen dat het in het gebied weer beter gaat met de paling. "Het enige dat je ziet is dat je het ene jaar wat meer intrek hebt dan het andere jaar, maar het schommelt nog steeds om een heel laag niveau. We zijn gemotiveerd om ermee door te gaan, omdat we weten dat het een goede maatregel is, maar ook een kwestie van volhouden."

Voet voert de metingen dan ook iedere keer met plezier uit. "Ik doe het nu alweer vier jaar. Ik vind het gewoon heel bijzonder dat zo'n aaltje zo'n enorme reis aflegt om hier in Nederland op te groeien."

De komende jaren gaat Rijnland vispassages aanleggen bij een aantal poldergemalen, zodat de paling en andere trekvissen ook in de kleine binnenwateren makkelijker hun weg kunnen vinden.

Deel artikel: