NOS NieuwsAangepast

Pezerikkengat, dweilen en alaaf: een cursus carnaval

Carnaval is een gevoel. En dat gevoel moet je in sommige gevallen even aanwakkeren voordat het feest begint. Dat doen ze op bijna alle scholen in Breda, met een heus lespakket. Zo komen kinderen alvast in de carnavalsstemming én leren ze ondertussen iets bij over de geschiedenis van het volksfeest.

De lessen begonnen heel klein, maar er was zoveel vraag naar dat er inmiddels dus een lespakket is. Kinderen krijgen les in taalbegrip, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, drama en constructie van een praalwagen. Gedurende drie weken krijgen ze dagelijks een paar uurtjes les op de 'carnaval-manier'.

Laten we van de gelegenheid gebruik maken om ook even wat zaken op een rijtje te zetten. Zo weten we dat beneden de rivieren carnaval groots gevierd wordt, maar dat gebeurt niet overal hetzelfde. Je hebt twee soorten: Rijnlands carnaval en Bourgondisch carnaval. In Limburg komt vooral het Rijnlands carnaval voor en in Brabant het Bourgondisch carnaval. Hierbij was de insteek vooral een eetfestijn waarbij je elkaar belachelijk maakte.

En dan zijn er ook een hoop termen die je rond deze tijd om de oren vliegen. Wij vroegen Dirk Naaijkens, die afgelopen jaar prins was van het Pezerikkengat (Hilvarenbeek), naar zijn vaktermen van carnaval:

Carnaval (ook Vastelaovend) - een van oorsprong katholiek feest gedurende drie dagen voor Aswoensdag.

11 november - de traditionele start van het carnavalsseizoen. Op 11/11 wordt ook vaak de nieuwe Prins bekendgemaakt.

Prins Carnaval - de persoon om wie het allemaal draait. Meestal een bekende uit het dorp of de stad die met de Raad van XI tijdens de carnavalsdagen heerst over zijn woonplaats.

Raad van XI - Elf is het getal van de zotten. De Prins laat zich dan ook bijstaan door een club van elf mannen.

Proclamatie - het credo van de Prins, bestaand uit 11 spreuken die de Prins hanteert tijdens zijn Prinsschap. Het zijn de (on)geschreven wetten van de Prins.

Alaaf - een kreet die vaak gebruikt wordt door de Raad van XI. De oorsprong hiervan is niet helemaal duidelijk; het zou een verbastering zijn van 'elf'.

Steek - het symbool voor de zotheid, vaak gedragen door de Prins en zijn gevolg.

Dweilen - kroegentocht van gelegenheidsorkest waarbij zowel op straat als in de kroeg feestgevierd wordt.

6/8ste maat - de traditionele carnavalsmuziek is geschreven in 6/8ste maat. Daar kan je goed op hossen, feesten en de polonaise lopen. Helaas is de 6/8ste maat verdrongen door apres-ski muziek die veel commerciëler is en beter verkoopt. André van Duin, De Deurzakkers, De Havenzangers en De Twee Pinten brachten carnavalsmuziek uit op 6/8e maat.

Tonpraten (Buutrednen - Zeveren - Kletsen) - tijdens het carnavalsseizoen worden vaak tonpraatavonden gehouden. Een tonprater kruipt als typetje in de ton en stelt op humoristische wijze het lokale wel en wee aan de kaak. In Brabant en Limburg bestaan hier ook kampioenschappen in.

Aswoensdag - dat is de woensdag na carnaval. Wereldwijd gaan katholieken naar de kerk om daar een askruisje te halen. De pastoor brengt met as een kruisje aan op het voorhoofd van de gelovige. Daarbij zegt de pastoor of priester: "Gedenk mens dat ge stof zijt en tot stof zult wederkeren". De stoffelijkheid van het aardse bestaan wordt hiermee benadrukt. Het is ook het begin van de vastenperiode.

En pezerikkengat? Zo heet Hilvarenbeek tijdens carnaval.

Door: Helen

    Deel artikel:

    Advertentie via Ster.nl