Dit weekend is de ramadan begonnen, voor moslimjongeren een van de hoogtepunten van het jaar. Uit jaarlijks onderzoek van de Universiteit Utrecht naar de religiositeit bij moslimjongeren blijkt dat maar een klein deel, zo'n 12 procent, minder religieus is dan de ouders. Terwijl evenveel jongeren religieuzer zijn dan hun ouders.
Wat ook blijkt, is dat de jongeren steeds meer zijn gaan hechten aan het geloof en het zien als een belangrijk deel van hun identiteit. Ze zijn op zoek gegaan naar de betekenis van het geloof. Veel meer dan hun ouders dat deden. Voor hen was het geloof iets vanzelfsprekends en was het land van herkomst belangrijker voor hun identiteit.
Voor de Nederlandse moslimjongeren is integratie geen thema meer, blijkt uit het onderzoek. Ze voelen zich Nederlander en tegelijk moslim.
In de Leidse Imam Malik-moskee zien ze al jaren steeds meer jongeren naar de moskee komen die vragen hebben over het geloof. Die toestroom begon met de aanslagen op 11 september 2001 in de VS.
Abdelhamid Bouzzit, een jong bestuurslid van de moskee, snapt dat veel mensen het eng vinden dat jongeren religieuzer worden juist nu er zo veel aanslagen worden gepleegd uit naam van de islam. "Maar ik mis in het debat de uitleg. Bij de aanslagplegers gaat het vaak om jongeren die tot weken voor de aanslag ver staan van het geloof en zich juist bezig houden met diefstal, geweld en drugs. Allemaal zaken die het geloof juist verbiedt. Daar kan ik met mijn hersens niet bij."
Bouzzit voegt daaraan toe dat de moskee juist steeds meer probeert de kleine groep jongeren te bereiken die dreigen te radicaliseren."Het lastige is dat ze juist niet naar de moskee gaan. Maar als ze dat wel doen, ligt daar een taak voor de imams van Nederland."