Het Openbaar Ministerie gaat jihadisten die nog in Syrië en Irak zijn in Nederland vervolgen. Dat zegt landelijk coördinerend officier terrorisme Ferry van Veghel in Nieuwsuur.
"Gelet op de grote risico's van de mensen die terugkomen uit dit gebied, willen we niet wachten met het openen van strafrechtelijke onderzoeken tot ze terugkomen. We willen daar nu al beginnen en ook gaan vervolgen in hun afwezigheid."
Eerste zitting
In maart is de eerste zitting tegen twaalf jihadgangers die zich nog bevinden in IS-gebied. Het is uiteindelijk de bedoeling om zoveel mogelijk terroristen die zich hebben aangesloten bij IS in Nederland voor de rechter te brengen.
De geheime dienst AIVD meldde vandaag dat er in totaal 280 jihadistische strijders zijn afgereisd naar Syrië en Irak. 190 van hen bevinden zich nog steeds in het strijdgebied.
"Van deze 190 strijders vinden we het mogelijk om strafrechtelijke dossiers aan te leggen. We weten dat ze zich in strijdgebied bevinden. Vaak liggen er ook aangiftes van ouders of familieleden en er kan bewijs worden gehaald van Facebookaccounts", zegt Van Veghel.
Doodverklaarde strijders vervolgen
Ook jihadstrijders die door IS zijn doodverklaard, worden door het OM onderzocht en vervolgd. Volgens IS zijn er 40 Nederlandse strijders gesneuveld. Maar dat gelooft Van Veghel niet.
"Er zijn voorbeelden bekend van mensen die zogenaamd dood zouden zijn, maar toch op weg waren naar Europa. Alleen als we echt zeker weten dat iemand dood is, stoppen we de zaak. Dat is in een zaak gebeurd. De 39 andere vermoedelijke doden lopen we allemaal door."
In een reactie laat de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA) weten dat het openbaar ministerie moet afzien van het laten berechten in afwezigheid van de verdachte. "Het voornemen van het Openbaar Ministerie is in flagrante strijd met het ‘aanwezigheidsrecht", schrijft bestuursvoorzitter Jeroen Soeteman.
"Elke verdachte heeft namelijk het recht om bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig te zijn. Elke verdachte, dus ook een verdachte van terrorisme. Dat aanwezigheidsrecht ligt besloten in art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en is een van de belangrijkste rechten van de verdachte."