‘De Anne Frank van de kunst’, zo zou de Joods-Duitse schilder Felix Nussbaum (1904-1944) genoemd kunnen worden. Zijn werk werd door Hitler tot op de grond toe afgebrand, letterlijk en figuurlijk. Van het laatste transport naar Auschwitz keerde hij niet terug en zijn naam raakte in de vergetelheid. Anno 2015 geldt Nussbaum als een van de beroemdste schilders van de 20ste eeuw en staat er een museum op naam in Osnabrück. Over de ‘wederopstanding’ van Felix Nussbaum schreef Mark Schaevers de biografie ‘Orgelman’, waarvoor hij afgelopen week de Gouden Uil won, de belangrijkste Vlaamse boekenprijs.
Nieuwsuur spreekt met biograaf Mark Schaevers en gaat op zoek naar het geschilderde oorlogsdagboek van de van Joodse kunstenaar Felix Nussbaum.
Alles afgebrand
Nussbaum wordt in 1904 geboren in Osnabrück. Hij groeit op als tweede zoon in een welgestelde Joodse familie met veel belangstelling voor kunst. Aangemoedigd door zijn vader gaat hij naar de kunstacademie en maakt al snel naam als kunstenaar. In 1932 wint hij vanwege zijn snelle carrière een stipendium in Rome. Hij reist naar Italië, niet wetend dat hij nooit meer naar Duitsland zal terugkeren, waar inmiddels Hitler aan zijn opmars bezig is. Nog datzelfde jaar krijgt Nussbaum bericht dat zijn atelier met alle opgeslagen schilderijen is afgebrand. Als Joodse kunstenaar werd zijn werk als ‘enartet’ en ongewenst bestempeld. Vanaf dat moment leeft Nussbaum als banneling in onder meer Italië, Frankrijk en België.
Liet Nussbaum zich aanvankelijk inspireren door zijn grote voorbeeld Vincent van Gogh, hij schilderde landschappen, stadstaferelen en stillevens, naarmate de dreiging van Hitlers regime zich duidelijker aftekent worden de voorstellingen beklemmender.
Wat Anne Frank deed met woorden deed Felix Nussbaum met schilderijen. Het zijn allebei dagboeken van wanhoop, het een is geschreven met pen en het ander gemaakt met verf.
Zelfportretten
‘Het idee dat mensen niet wisten wat er ging gebeuren is natuurlijk onzin,’ zegt Geert Mak, die een voorwoord schreef bij het boek van Mark Schaevers. ‘Je ziet aan Nussbaum waarvan hij ’s nachts wakker lag. Je ziet langzaam de moed verdwijnen en de doeken bruiner en donkerder worden. Hij schildert veel hoge muren, skeletten en knekelhuizen. Ik ken bijna geen schilder die de angst zo duidelijk op het doek heeft gezet. Je ziet iemand wegzakken en het tegelijkertijd nooit helemaal accepteren. Eigenlijk was zijn schilderen een permanente daad van verzet om te laten zien ‘Ik leef, ik zie, ik schep!’ Ook daarin lijkt hij op Anne Frank, hij was gezien de omstandigheden waanzinnig productief.’
Laatste transport
In 1940 wordt Nussbaum door de Belgische autoriteiten gedeporteerd en geïnterneerd in een kamp in het Zuid Franse Saint Cyprien. Nadat hij weet te ontsnappen duikt hij onder in Brussel, waar hij als een bezetene aan het werk is. Steeds geeft hij zijn doeken aan vrienden in bewaring, en hij verstopt foto’s van het werk onder de dakpannen van de diverse onderduikadressen.
Op 10 juni 1944 werd zijn schuilplaats verraden. Via Mechelen werd hij op 31 juli 1944, met het laatste transport uit België, gedeporteerd naar het vernietigingskamp Auschwitz, waar hij overleed.
Illegaal geïmporteerd
Alleen Felix’ nicht Auguste Nussbaum overleeft samen met haar zusje als enige van de hele familie Nussbaum de oorlog. Als er een grote collectie werken in Brussel wordt teruggevonden besluit ze om de naam en het werk van haar neef in ere te herstellen. Ze is er 47 jaar samen met haar man mee bezig. In haar appartement in Israël vertelt ze: ‘Wij wilden niets liever dan de werken naar het museum in Osnabruck brengen, maar je mag kunst niet zomaar invoeren. Ondanks tegenwerpingen van onze advocaat zijn we met 117 opgerolde schilderijen in een grote Mercedes naar Osnabruck gereden, illegaal. We waren heel erg opgewonden. Toen we eenmaal met de kunstwerken op de binnenplaats van het museum stonden begon ik te huilen, dat was een moment dat ik nooit zal vergeten.’
‘Ik ben zo blij dat we dit gedaan hebben,’ vertelt Auguste Nussbaum, ’en dat mijn neef zo bekend is geworden. Het is alleen zo jammer dat niemand van de familie het ooit zal weten, omdat iedereen is omgekomen. Maar dat er nu een boek is, een biografie en een museum vind ik prachtig! Dat heb ik altijd gewenst.’
Wij wilden niets liever dan de werken naar het museum in Osnabrück brengen, maar je mag kunst niet zomaar invoeren. Ondanks tegenwerpingen van onze advocaat zijn we met 117 opgerolde schilderijen in een grote Mercedes naar Osnabrück gereden, illegaal.