Zoeken naar lijken in Servië

Door correspondent Joost van Egmond

Plots is het een drukte van belang bij het verlaten mijncomplex in Rudnica, een Servisch dorp op een steenworp afstand van de Kosovaarse grens. Teams van de Servische politie, maar ook van de Verenigde Naties en de Europese Unie, en zelfs Kosovaarse experts, lopen af en aan. Op deze plek ligt mogelijk een kwart van alle Kosovaarse vermisten uit de oorlog van 1998-1999.

Ze zouden door Servische troepen zijn vermoord. Jaren van discussie gingen aan de opgraving vooraf. Kosovaarse slachtofferorganisaties zeggen dat Servië de opgravingen tegen heeft gehouden. Het land had er geen belang bij om bewijzen van zijn betrokkenheid bij moorden te helpen verzamelen, al was dat onder het regime van Slobodan Milosevic.

Maar jaren van voorzichtige toenadering wierpen hun vruchten af. Samenwerking in de zoektocht naar slachtoffers komt op gang, en daar hebben beide kanten baat bij. Ook van Servische zijde worden namelijk nog honderden mensen vermist.

Orgaanhandel

Sommige zouden vermoord zijn om hun organen, die vervolgens werden verkocht voor transplantatie. Dat is een zaak die Servië zeker tot op de bodem uitgezocht wil zien. Een onderzoek naar die beschuldigingen loopt inmiddels. Als het tot een rechtszaak komt, wordt die wellicht gevoerd voor een speciaal tribunaal in Den Haag.

De opgravingen bij Rudnica kunnen nog maanden duren. Als er menselijke resten worden gevonden, gaan die naar een speciaal laboratorium in de stad Tuzla in Bosnië. Hier zijn al duizenden slachtoffers van de Balkanoorlogen geïdentificeerd, onder wie enkele duizenden uit Srebrenica.

Identificatie is een slepend proces, dat soms jaren duurt. Maar de nabestaanden van de Kosovo-oorlog hebben in ieder geval weer concrete hoop op een begrafenis voor hun naasten.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl