NOS NieuwsAangepast

Henk Visser moest doden bergen

Door verslaggever Pauline Broekema

Er is maar één foto waarop Henk Visser lacht. Marcherend, in 1955, als lid van de vrijwillige politie. Hij lijkt in zijn element. Wonderlijk, ruim tien jaar eerder heeft hij een gruwelijke voettocht meegemaakt. De dodenmars, de eerste 100 kilometer van Warschau naar Dachau. Opgejaagd door de SS die de Russen voor willen blijven. Tijdens de mars bezweken naar schatting 2000 gevangenen uit het concentratiekamp Warschau alsnog.

Zijn zoon hoort van ons voor het eerst details over het kamp. Vader sprak er niet over. "Het enige dat ik weet, was dat hij ergens in Warschau gevangen zat. Verder ontweek hij de oorlog. Hij las er nooit over. De televisie ging uit. Het was klaar. Het was afgedaan", zegt Henk jr. Alleen die ene keer. Toen refereerde vader indirect aan de dodenmars. "Ik klaagde als puber over zweetvoeten. Vader zei dat de oorlog hem één voordeel had gebracht. Hij had zo lang gelopen dat hij voorgoed van zijn zweetvoeten af was. "

Hij was geen vrolijke man. Hard voor zichzelf. Streng voor anderen. Emotieloos. Geen traan. Geen knuffel. "Nooit eens een aai over je hoofd. "

Vuile verrader

Visser sr. (1921-1988) komt uit een groot, warm gezin aan de Vrolikstraat in Amsterdam-Oost. Hij was grondwerker. Eén die zijn mond durft open te trekken. Hij reed op straat een NSB'er letterlijk in de wielen en schold hem uit voor vuile verrader. Die deed aangifte van belediging en eiste vergoeding van vernielde spaken. Het incident bleef zonder gevolgen.

De jongeman probeerde te ontkomen aan de Arbeitseinsatz maar werd gepakt en tewerkgesteld in een munitiefabriek in Duitsland. Heeft hij, wat meer gebeurde, de boel gesaboteerd en werd hij daarom op 30 april 1943 naar concentratiekamp Buchenwald afgevoerd? In juli drukt de kampadministratie op zijn gevangenenkaart het stempel: KL Warschau. Visser is één van de vijftien Nederlanders die voor slavenwerk naar het voormalige getto gaan.

Zijn zoon heeft nooit geweten welke verschrikkingen vader moet hebben gezien. Hij is verrast dat de voor hem onbekende medegevangene William Löwenberg zijn vader in een interview noemt. Löwenberg en Visser maken elkaar mee als ze op een station bij het voormalige getto werken.

Dat moet kloppen, want zijn broer, die in Nieuw-Zeeland woont, vertelt dat Henk met kameraden op een station rails moest sjouwen. Met z'n allen zo'n staaf op de schouder. In de ploeg zat een verrader. Ze schakelden hem uit door de staaf op hem te laten neerkomen. Henk moest de doden bergen, met een hooivork. De lichamen werden op een open kar afgevoerd.

Tatoeage

Ter voorbereiding van het gesprek heeft Visser jr. nog wat foto's bekeken. "Ineens herinnerde ik mij dat op zijn hand het litteken van een schotwond zat." Nog wonderlijker vindt hij het, dat het besef daagde dat vader een tatoeage had. "Gek, die zie ik ineens weer voor me. Op zijn onderarm. Was heel gewoon, dat wist je, die zat daar. Een H met een stip. " Hij pakt de foto van de hulppolitie er bij. En inderdaad, met de loep is het teken op de onderarm zichtbaar.

De thuiskomst in de Vrolikstraat moet een spektakel zijn geweest. De verloren zoon arriveerde in een open vrachtwagen. Zijn blauw gestreepte gevangenispak nog aan. Weken na de bevrijding was hij daar ineens. 'Henk is terug! Henk is terug!' ging het door de buurt. Zijn zoon glimlacht. "Mijn oom vertelde dat ze een gerookte bokking hadden gekocht. Die wilden ze schoonmaken. Maar dat hoefde niet. Mijn vader pakte hem beet en at hem in één keer op. Met kop en al."

Henk Visser is niet oud geworden. Hij was net gepensioneerd, toen hij in 1988 stief. Een combinatie van hartfalen en kanker. De laatste jaren van zijn werkzame leven stond hij in een winkel in Aziatische kunst.

Een man met een schotwond op zijn linkerhand. Als hem er naar gevraagd werd, zei hij droogjes: "Ja, daar hebben ze een keer op geschoten." Dat was alles. Daar liet hij het bij.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl