Hongarije: autocratie 2.0 in Europa
Door Europacorrespondent Tijn Sadée
Ruim twintig jaar na de val van het communisme leven we weer in een samenleving van onderdrukking en conflict, luidt de noodkreet van Hongarijes belangrijkste schrijver György Konrád. Op nieuwjaarsdag schreven Konrád en geestverwanten een brief waarin ze Europa om hulp vragen. "Ons land glijdt af naar een dictatuur", stellen ze.
Net als vorig jaar zorgt Hongarije voor een deprimerende start van het nieuwe Europese jaar. In 2011 was het de nieuwe mediawet van de Hongaarse premier Viktor Orbán die tot ophef leidde. De wet maakt het mogelijk kritische journalisten te muilkorven.
Orbán werd door Brussel ter verantwoording geroepen, er werd wat geschaafd in de wettekst en daarmee leek de kous af. Europa kreeg het te druk met de schuldencrisis om zich nog langer om Hongarije te bekommeren.
Topje van de ijsberg
"Maar die gewraakte mediawet is nog maar het topje van de ijsberg", waarschuwden Hongaarse journalisten en kunstenaars me begin 2011, tijdens mijn bezoek aan Boedapest. "Orbán wil een culturele zuivering doorvoeren", zei actievoerder en toneelschrijver András Forgách.
András Bozoki, voormalig voetbalvriend van premier Orbán en ex-minister van cultuur, was nog stelliger: "Wie Orbán tegenspreekt wordt de mond gesnoerd."
Een jaar later zijn hun boze verwachtingen uitgekomen. Tijdens een nieuwjaarsreceptie, vorige week in de opera van Boedapest, presenteerde Orbán zijn nieuwe grondwet, die de onafhankelijkheid van de rechtsspraak, de centrale bank en controlerende instanties ernstig beperkt.
Deur dicht
En weer staat Europa op z'n achterste benen. "Desnoods nemen we Hongarije het stemrecht in de Europese Unie af", bepleit de invloedrijke leider van de Europese liberalen, Guy Verhofstadt. "Autocratie 2.0 op de poesta", koppen Europese kranten. En: "Orbánistan in de maak".
Het Internationaal Monetair Fonds en de EU, die met Hongarije onderhandelen over een lening om de Hongaarse economie uit het slop te trekken, hebben de deur dichtgegooid. "Ga eerst maar eens die grondwet aanpassen", luidt de boodschap vanuit Brussel.
De koers van de Hongaarse forint is intussen gekelderd, staatsleningen hebben de 'junk status', miljoenen Hongaren vrezen voor hun toekomst, maar premier Orbán blijft onverminderd in zichzelf geloven. "Moed is geen karaktertrek, maar een manier van leven", is zijn lijfspreuk.
Liegen en bedriegen
Om Orbánistan te begrijpen moet Brussel de hulp inroepen van psychologen en traumadeskundigen. De huidige politieke constellatie in Hongarije is het gevolg van twee decennia van liegen, bedriegen, uitstel en afstel. Nooit werd er in Hongarije afgerekend met het communistische verleden. Oud-communisten werden socialisten en misbruikten de macht met beproefde methodes: manipulatie, corruptie en nepotisme.
De partij van Orbán, Fidesz, kreeg in 1998 voor vier jaar het mandaat. Ook de regeerperiode van Fidesz, als jonge democratische beweging begonnen tijdens de Wende in 1989, werd overschaduwd door corruptieschandalen. Exit Orbán.
Daar kwamen de socialisten alweer en alles bleef bij het oude. Het land werd in 2004 weliswaar lid van de Europese Unie, maar hervormingen bleven uit. Belastingontduiking is nog altijd een nationale sport. Gesjoemel met invalideuitkeringen en vervroegde pensioenen houdt aan. En intussen groeit de haat jegens buitenlandse multinationals "die Hongarije leegroven", meent de extreemrechtse partij Jobbik.
"Ons land wordt gekolonialiseerd", zei Jobbik-kopstuk Márton Gyöngyösi me vorig jaar in zijn werkkamer in het Hongaars parlement. Maar Gyöngyösi, een oud KPMG-consultant, weet als geen ander dat de Hongaarse economie voor bijna 90 procent afhankelijk is van diezelfde buitenlandse investeringen.
Tweede kans
In 2010, na acht jaar doormodderen onder de socialisten, kreeg Orbán van de kiezers eindelijk een tweede kans. En wát voor een. Met een tweederde meerderheid in het parlement voert hij de facto een éénpartijstaat, met gedoogsteun van het extreemrechtse Jobbik. Die partij is berucht om haar haatcampagne tegen Joden en zigeuners.
Het grote afrekenen is begonnen. Orbán wil afrekenen met de socialisten en met de grootstedelijke kosmopolieten die van Hongarije een Europese vazalstaat hebben gemaakt. De tijd is eindelijk gekomen, vindt Orbán, om de 'goede Hongaren' hun land terug te geven.
Wie 'goed' is, bepaalt Orbán alleen. Zijn jeugdige, democratische partij Fidesz is inmiddels verworden tot "een club van trouwe partijsoldaten", zegt Orbáns oude vriend Bozoki, tegenwoordig professor aan de Central European University in Boedapest.
Avantgardistische theaterdirecteuren zijn vervangen door zetbazen die het traditionele Hongaarse heldenverhaal weer opvoeren. Onafhankelijke rechters moeten plaatsmaken voor Orbán-getrouwen. De publieke omroep doet angstvallig aan zelfcensuur. En op de voetbalschool die Orbán stichtte, in zijn woonplaats Felcsút, wordt jong talent niet alleen technisch getraind maar ook geleerd hoe je je gedraagt als een 'echte Hongaar'.
Die Hongaar doet aan volksdansen, gaat naar de kerk, koestert het platteland en maakt zijn eigen worst en palinka-brandenwijn. "Wie een hoge positie ambieert, moet voetballen met Orbán", zegt toneelschrijver Forgách.
Teleurstelling
Het rijk van de goede Magyaren, zo zagen de Hongaren het graag, toen ze in 2010 massaal stemden op Orbán. Maar nu zijn 'zuiveringsoperatie' resulteert in lege portemonnées, is de teleurstelling groot. Wat nu? Achter wie moeten ze nu aanlopen? "Hey Europe, sorry about my prime minister", luidde de veelzeggende tekst op een spandoek tijdens een demonstratie tegen Orbáns nieuwe grondwet, vorige week.
Om verder te onderhandelen over noodhulp aan Hongarije hebben EU en IMF een andere gesprekspartner nodig dan Orbán. In Griekenland en Italië sneuvelden om dezelfde reden al premiers, maar in het geval van Hongarije is er niemand die uitstijgt boven de goed of slecht-discussie die het land aanhoudend traumatiseert. Twintig, dertig of honderd miljard euro's aan noodhulp veranderen daar niks aan.