NOS NieuwsAangepast

De nieuwe Panda, made in Italy

Door economieverslaggever Louis Dekker

Na de stortvloed van slecht nieuws over de economische stand van hun land en de aanstaande miljardenbezuinigen, kan Italië eindelijk weer een feestje vieren. In de omgeving van Napels wordt deze week de nieuwe Panda gelanceerd. De impact van die auto mag niet worden onderschat. In de fabriek is 800 miljoen euro geïnvesteerd en Italiaanse werknemers moeten er de komende jaren aantonen dat ze net zo hard en efficiënt kunnen werken als Polen en Chinezen.

De Panda is een auto met een verhaal. Al 31 jaar is het stadsautootje een succesnummer. Er zijn bijna 7 miljoen exemplaren geproduceerd en het koekblikje heeft Fiat al menigmaal van de afgrond gered.

De nieuwe versie van de zoals Duitsers liefkozend zeggen "Tolle Kiste" is een reddingsboei voor de ruim 5000 werknemers van de Fiat-fabriek in Pomigliano d'Arco. Ook duizenden mensen die werken bij toeleveranciers en andere bedrijfjes die drijven op Fiat zijn opgelucht. Dat de nieuwe "derde-generatie-Panda" ruimer, functioneler, comfortabeler, veiliger en zuiniger is, zal hen een zorg zijn. Zij zijn vooral blij dat ze nog werk hebben. Lang hielden ze rekening met het worstcasescenario in een arme regio met veel werkloosheid, waar de camorra (de lokale mafia) lange armen heeft.

Lagelonenlanden

Fiat produceerde de vorige versie van de Panda in het Poolse Tychy. Een logische keuze, die vooral te maken had met de combinatie van lage arbeidskosten en hoge productiviteit. Het paste in het mondiale autoplaatje: nagenoeg elke westerse fabrikant heeft de productie deels verplaatst naar lagelonenlanden, zoals China, India, Thailand of dichterbij, in het voormalige Oostblok.

Op het eerste gezicht leek het voor de hand te liggen ook de nieuwe Panda's in Polen te produceren, maar na een spierballengevecht met de Italiaanse overheid en de vakbonden heeft Fiat toch gekozen voor Zuid-Italië: de gemoderniseerde 'Giambattista Vico'-fabriek in Pomigliano d'Arco, pakweg een half uur rijden van Napels. De fabriek op een steenworp afstand van de vulkaan Vesuvius staat symbool voor de stevige strijd die Fiat voerde met de werknemers en vooral met de machtige vakbonden.

Een ding staat als een paal boven water: Fiat kiest niet voor Pomigliano d'Arco uit vaderlandsliefde. In de officiële uitnodiging voor de persconferentie schrijft de autofabrikant weliswaar dat de machines in de fabriek behoren tot "de meest geavanceerde ter wereld", het draait om "topkwaliteit" in "een typisch Italiaanse sfeer", maar er wordt met geen woord gesproken over het waarom van de locatie. Dat heeft alles te maken met de olifant in de Napolitaanse porseleinkast: Fiat-topman Marchionne.

Volksaard

Marchionne maakte de afgelopen jaren veel vijanden met zijn uitlatingen over de Italiaanse volksaard. Kort na zijn aantreden in 2004 werd hij bejubeld als de redder van het vastgeroeste en wankelende Fiat-concern, maar dat beeld kantelde in 2010. Menig Italiaan kon Marchionne's bloed wel drinken toen de topman de noodklok luidde over de internationale concurrentiepositie. "In Polen maken we in één fabriek met 6000 man ruim 600.000 auto's per jaar. In Italië hebben we daarvoor vijf fabrieken nodig met 22.000 werknemers."

In niet mis te verstane bewoordingen verklaarde Marchionne dat een multinational die efficiënt wil opereren feitelijk niets in Italië te zoeken heeft. "Italië kost meer dan het oplevert en Fiat wordt veel winstgevender als we alle productiefaciliteiten voor auto's in Italië sluiten." Op de Italiaanse televisie zei Marchionne dat "produceren in Italië voor hem, maar ook voor heel veel andere industriële bedrijven, niet meer interessant is."

Vooral stakingen en extreem ziekteverzuim waren Marchionne een doorn in het oog. "Het is toch idioot dat 50 procent van de werknemers zich ziek meldt als er een belangrijke voetbalwedstrijd is?" De essentie: Italianen werken niet hard genoeg, hun mentaliteit deugt niet, vakbonden zijn veel te machtig en op traditioneel wispelturige regeringen kun je ook al niet bouwen.

Maatregelen

De maatregelen die Marchionne nam logen er niet om. Het personeel in Pomigliano kreeg een keihard keuzemenu met uiteindelijk slechts twee opties: versoberde arbeidsvoorwaarden accepteren of sluiting van de fabriek. Ze hadden feitelijk geen keuze, kozen in een referendum voor baanbehoud en namen het uitkleden van de arbeidsvoorwaarden op de koop toe. Meer flexibiliteit, minder rechten.

De werknemers in Pomigliano krijgen meer loon, maar brengen een stevig offer. Ze moeten langer, harder en onregelmatiger werken, het ziekteverzuim moet drastisch naar beneden en stakers krijgen sancties aan hun broek. Die maatregelen zijn een schok in de sociaal-economische verhoudingen in Italië. Het toont meteen aan waarom Fiat toch voor een fabriek in Zuid-Italië kiest. Want als het hier lukt om de produktiviteit op te schroeven, de macht van de bonden te breken én winst te maken is het model ook elders in Italië levensvatbaar.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl