Toch staatssteun voor redding Italiaanse banken
De Italiaanse overheid betaalt 17 miljard euro voor de redding van de twee noodlijdende Italiaanse banken Banca Popolare di Vicenza en Veneto Banca. Waarom staat de Europese Commissie dat nu toe, terwijl Brussel eigenlijk moet voorkomen dat belastingbetalers opdraaien voor banken die omvallen?
Wat is er aan de hand?
De twee banken worstelden al langer met geldproblemen en slaagden er niet in om zelf tot een oplossing te komen. Vrijdag stelde de Europese Centrale Bank (ECB) officieel vast dat de twee banken op het punt stonden om failliet te gaan. Daarmee gaf ze het startsein om de banken te ontbinden.
De Italiaanse overheid wil koste wat het kost voorkomen dat de banken failliet gaan, omdat dan veel schuldeisers met lege handen achterblijven. De banken hebben in het verleden veel achtergestelde schulden verkocht aan particulieren, die de risico's niet kenden. Kopers van een achtergestelde schuld zien bij een faillissement hun geld niet terug.
Hulp uit Europa?
Nee. De centrale banken houden de hand op de knip. Er bestaat een Europees hulpmechanisme voor banken in nood, maar de Single Resolution Board zal niet ingrijpen. De twee banken zijn te klein en niet essentieel voor het Italiaanse financiële stelsel.
Ter vergelijking: Banca Popolare di Vicenza beheerde tot nu toe ongeveer 1 procent van alle spaartegoeden in Italië, en 1,5 procent van de leningen. Voor Veneto Banca ligt dat allebei rond de 1 procent.
Hulp uit de markt?
Vorige week meldde Intesa Sanpaolo zich, een van de grootste banken van Italië. De Italiaanse overheid nam een bod van Intesa onder de loep en oordeelde dat de bank de meest geschikte kandidaat is voor een overname.
Dat is overigens geen liefdadigheid; Intesa telt het symbolische bedrag van 1 euro neer voor de twee banken en mag vervolgens shoppen. Zo kan ze de ongezonde delen eruit halen en afstoten.
Hulp van de staat?
Ja. Dat overnemen en opsplitsen van banken kost geld. Ook wil de staat niet dat rekeninghouders opdraaien voor het opheffen van de twee banken, die al bestaan sinds de 19e eeuw. Daarom biedt de overheid Intesa steun: bijna 5 miljard euro in cash en nog eens 12 miljard euro aan garanties voor leningen die de koper zal afsluiten om de kosten te betalen.
Maar die staatssteun mag niet zomaar. Sinds de financiële crisis heeft Europa de regels voor het redden van noodlijdende banken aangescherpt. Aandeelhouders en obligatiehouders draaien zelf op voor de kosten en zo moet de portemonnee van de overheid en dus de belastingbetaler gespaard worden.
Mag het dan toch?
Italië doet een beroep op een uitzondering op de regels. Dat mag tijdelijk, als het in het publiek belang is.
En dat is het. De kans dat andere banken in de problemen komen als de twee Italiaanse banken omvallen is weliswaar klein, maar in de noordelijke regio waar ze actief zijn kan een faillissement wel problemen opleveren. Samen hebben ze er bijvoorbeeld bijna duizend filialen, waar duizenden mensen werken.
De steun is dus nog steeds in overeenstemming met de nieuwe regels, volgens de Europese Commissie. Aandeelhouders en een deel van de obligatiehouders betalen mee.
Bovendien heeft de overheid de beste koper gekozen. Er is dus geen sprake van specifieke staatssteun aan Intesa. En omdat de koper de oude banken na de reorganisatie van de markt haalt en de boel wat inkrimpt, zal het de concurrentie niet erg verstoren.