NOS NieuwsAangepast

Ook derdegeneratiekind presteert minder goed

Kinderen met grootouders die vanuit niet-westerse landen naar Nederland zijn gekomen scoren op de basisschool minder goed. Volgens het CBS maken ze de eindtoets in groep 8 weliswaar beter dan kinderen uit de eerste en tweede generatie, maar nog altijd slechter dan hun leeftijdsgenootjes met een Nederlandse achtergrond.

Het CBS concludeert in het Jaarrapport Integratie dat een migratieachtergrond ook nog in de derde generatie doorwerkt. Kinderen uit de derde generatie hebben ouders die allebei in Nederland zijn geboren, maar van wie er tenminste één een migratieachtergrond heeft.

Ook als allebei de ouders in Nederland geboren zijn, hebben de kinderen een achterstand in groep 8. Leerlingen met een Nederlandse of westerse achtergrond halen bij de Centrale Eindtoets een percentielscore van gemiddeld 53. Voor kinderen met grootouders uit niet-westerse landen is dat 47.

Dat is wel hoger dan kinderen uit de eerste generatie (40) en de tweede generatie (42). Het CBS keek naar de vier grootste migrantengroepen: Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen.

Het hebben van één Nederlandse ouder leidt gemiddeld tot betere prestaties, concludeert het CBS. Die kinderen scoren beduidend hoger met een percentiel van ongeveer 50, terwijl achtstegroepers met twee ouders met een migratieachtergrond ongeveer 44 scoren.

Groot verschil

In de eerste generatie maakt het een groot verschil op welke leeftijd het kind naar Nederland is gekomen. Hoe jonger, hoe eerder het kind met de taal en het onderwijs in aanraking komt.

Is een kind bij aankomst jonger dan zes jaar, dan scoort het in groep 8 gemiddeld 43, terwijl een kind dat op oudere leeftijd naar Nederland is gekomen gemiddeld niet verder komt dan 36. Het CBS noemt het opvallend dat vooral kinderen die na hun zesde uit Suriname zijn gekomen erg laag scoren.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl