Verlost van olympische kater hervindt Verschuren plezier in zwemmen
“Na Londen wist ik zeker dat ik door zou gaan met zwemmen, na Rio wist ik zeker dat ik zou stoppen.” Was getekend, Sebastiaan Verschuren, afgelopen weekend aandachtig toeschouwer bij de Open Nederlandse kampioenschappen kortebaan in Hoofddorp.
Drie maanden bedenktijd en een vakantie hebben hem op zijn schreden doen terugkeren. Verschuren is nog niet klaar met het zwemmen. De ONK kwamen te vroeg, maar hij wil door. Voor hoelang? Dat bekijkt hij van jaar tot jaar.
Ik denk dat Alberda alles heeft gedaan vanuit zijn visie en wat hij als het beste voor het zwemmen zag. Maar je kunt het ook overdrijven.
De aanvankelijke twijfel bij Verschuren vloeide voort uit een olympisch toernooi, dat niet alleen prestatief teleurstellend verliep, maar bovendien ontsierd werd door een onrustige aanloop: ruzie tussen stafleden, groepjesvorming, geen teamgeest. Zoals de evaluatiecommissie van de KNZB onlangs oordeelde: het ontbreken van een veilige, positieve en motiverende sociale omgeving.
Dat had zijn weerslag op de zwemmers, Verschuren incluis. “Ik heb het gewoon niet naar mijn zin gehad en dat vind ik heel jammer. Ik denk dat het bij heel veel mensen heel veel energie heeft gekost de afgelopen jaren in het zwemmen, waardoor je anders naar een training of een wedstrijd toeging dan vier jaar geleden toen het allemaal wat losser was."
Sneer naar Alberda
Daarmee verwijst Verschuren specifiek naar de invloed van de inmiddels vertrokken technisch directeur Joop Alberda, die de zwemmers en staf een strak regime oplegde. “Ik denk dat Alberda alles heeft gedaan vanuit zijn visie en wat hij als het beste voor het zwemmen zag. Anders neem je die baan niet aan. Maar voor het zwemmen was het een hele grote omslag. Ik wil niet zeggen dat een lossere aanpak beter is. Ten opzichte van vier jaar geleden konden echt wel wat hardere lijnen worden getrokken. Maar je kunt het ook overdrijven.”
Het gevoel van Verschuren is ook terug te lezen in de conclusies van de evaluatiecommissie. Maar die velt óók een vernietigend oordeel over de staf, die - zonder Alberda - actief was in Rio. De commissie oordeelt dat de staf niet capabel was om voor een begeleiding te zorgen op ‘olympisch niveau’. Die kritiek richt zich dus ook op Martin Truijens, de coach van Verschuren die inmiddels naar Denemarken is vertrokken.
Tien jaar samenwerking
“Dat vind ik wel jammer”, zegt Verschuren. “Ik vind het makkelijk om te zeggen dat iemand geen olympisch niveau heeft. Dat hoor je niet zo te zeggen over mensen. Iedereen die daar in Rio was, is zorgvuldig gekozen. Vier jaar geleden was ik met Martin op de Spelen en ging het best goed. Nu ging het wat minder. Maar we hebben een goed WK gedaan, een goed EK gedaan.”
Het vertrek van Truijens naar Denemarken betekende het einde van een samenwerking die tien jaar heeft geduurd. “Ik had wel al mijn vermoedens dat Martin misschien een andere uitdaging op prijs zou stellen.”
Voor de zwemtoekomst van Verschuren stond één ding voorop: als hij doorging, dan was dat in zijn thuisbasis Amsterdam. “Mijn verloofde werkt in Alkmaar. Ik zie mezelf niet ergens anders heengaan en mijn hele leven omgooien. Ik denk dat ik goed weet wat ik nodig heb om heel hard te zwemmen."
In Amsterdam krijgt Verschuren voortaan te maken met Mark Faber. De coach, die zich de afgelopen jaren vooral bezighield met paralympische zwemmers, is aangesteld als opvolger van Truijens. “Ik ben blij met hem. Ik heb het er ook met Martin over gehad, hij vond het ook wel een mooie keuze. Wat ik zoek in een coach: ontspanning, hardheid en bekwaamheid. En ik heb het idee dat hij dat alle drie heeft. Ik heb best wel zin om weer een beetje hard te gaan trainen.”
Nog een Spelen?
Dus gaat Verschuren voorlopig nog even door. “Ik ben nu 28, heb het idee dat zwemmers langer meegaan dan vroeger. Je hoeft niet per se meer te stoppen op je 30ste. Maar het is wel een hele grote opoffering die je doet. De Spelen zijn mooi, maar je bent veertig uur per week bezig met je lichaam.”
Wat Verschuren zeker motiveert, is de teleurstelling van Rio. Hij wil nog wat laten zien. “Dat is zeker een van mijn drijfveren. Ik denk dat ik nog harder kan op de 200 vrij. Op de 100 vrij hebben we vier jaar lang heel hard geprobeerd om sneller te worden dan in Londen. Dat is niet gelukt. Maar ik ben er echt van overtuigd dat ik sneller kan op de 200.”