Een familie van het Tsimane-volk uit Bolivia, dat nooit westerse muziek hoort

Muzikale wanklanken zijn cultureel bepaald, niet biologisch

Wat maakt dat de ene notencombinatie ons als harmonieus in de oren klinkt, en de andere onze nekharen overeind doet staan? Door middel van een omvangrijke, interculturele studie ontdekten wetenschappers dat die voorkeur cultureel bepaald is, en niet ergens in onze hersenen is voorgeprogrammeerd zoals breed gedacht werd. De resultaten van het onderzoek publiceren zij in het toonaangevende vakblad Nature.

Decennialang zijn veel wetenschappers ervan uitgegaan dat de menselijke voorkeur voor muzikale consonante (harmonieuze) notencombinaties boven dissonante (niet-harmonieuze) combinaties te verklaren is door biologische aanleg.

Hoogleraar muziekcognitie Henkjan Honing spreekt van een prachtig onderzoek. "Deze studie is in meerdere opzichten heel intrigerend. Blootstelling en aanleg zijn heel mooi uit elkaar gehaald", zegt hij. "Het weerspreekt een theorie die al sinds de Grieken als een waarheid wordt gebracht. Een waarheid over wat mensen als harmonieus in de oren klinkt en wat niet. Door deze studie kan consonantie als mogelijk biologische factor eigenlijk definitief van de lijst."

Zuiver of vals

Of je nu meer affiniteit hebt met popmuziek, of meer met klassiek: in alle muziekgenres is plaats voor zowel consonante als dissonante akkoorden.

"De meeste mensen vinden dat bijvoorbeeld een octaaf consonant klinkt”, legt Honing uit. "Bij een octaaf verhouden twee tegelijk klinkende tonen zich in de verhouding 1 staat tot 2. Ook een kwint, waarbij de verhouding 3 staat tot 2 is, vinden de meeste mensen mooi. Zuiver, harmonieus." Componisten als Mozart, Bach en Beethoven maakten daar in hun werk veel gebruik van.

Dissonante tonen werden door de Griekse wijsgeer en wiskundige Pythagoras als vals bestempeld. "Op de piano zijn dat twee toetsen die vlak bij elkaar liggen. Ook op snaarinstrumenten liggen die tonen bij elkaar in de buurt. De verhouding is dan bijvoorbeeld 16 staat tot 15. Schönberg en Stravinsky maakten daar vaak gebruik van, naast veel andere moderne componisten."

Of de voorkeur voor harmonieuze notencombinaties cultureel of biologisch bepaald is, liet zich altijd lastig onderzoeken. Tegenwoordig vind je in de hele wereld namelijk nauwelijks nog mensen die nog nooit aan westerse muziek zijn blootgesteld – en daardoor zijn beïnvloed.

De onderzoekers bedachten daarom een vrij unieke studieopzet waarmee ze zijn nagegaan of de voorkeur voor wat in het Westen bekend staat als harmonieuze akkoorden, is aangeboren of dat die cultureel bepaald is.

Het onderzoek betreft een samenwerking tussen antropologen en neurowetenschappers. De antropoloog Godoy bestudeert al jaren de manier van leven van de Tsimane , een volk dat geïsoleerd leeft in het Amazonebos van Bolivia. Hij stelde voor dat het interessant zou zijn te kijken wat de Tsimane als ‘mooi’ bestempelen, omdat zij vrijwel nooit in hun leven zullen zijn blootgesteld aan westerse muziek.

Een Boliviaanse man van de Tsimane-stam krijgt muziek te horen

De manier waarop de Tsimane muzikale combinaties beoordeelden, vergeleken de onderzoekers met vier andere groepen: muzikanten en niet-muzikanten uit de VS, een groep inwoners van de Boliviaanse hoofdstad La Paz en een groep inwoners van een klein Boliviaans dorp vlak bij de Tsimane.

Volgens Honing zijn de groepen volledig vergelijkbaar door een goed doordachte onderzoeksopzet: "Ze hebben zich er bijvoorbeeld van te voren van verzekerd dat alle groepen de taak goed begrepen en onderscheid konden maken tussen harmonieus en niet-harmonieus."

Maatgevoel

De onderzoekers concludeerden dat er tussen de groepen grote verschillen bleken te zijn voor wat betreft voorkeur voor consonantie boven dissonantie. Bij de Tsimane bleek er geen verschil te zijn. Consonant werd even mooi bevonden als dissonant. In de twee andere Boliviaanse groepen bleek er lichte voorkeur te bestaan voor de consonantie. De Amerikaanse groepen verkozen duidelijker consonantie boven dissonantie, waarbij die voorkeur bij de muzikanten groter was dan bij de niet-muzikanten.

"Consonantie blijkt geen vroeg actieve factor te zijn voor wat mensen op latere leeftijd mooi vinden. Er waren al studies, bij baby’s en kinderen, die dat eerder deden vermoeden."

Bijzonder is volgens Honing dat deze studie specifiek gaat over volwassenen die amper zijn blootgesteld aan westerse muziek en de bijbehorende theorieën. "Waar relatief gehoor en maatgevoel eigenschappen zijn waar wel een mate voor biologische aanleg voor nodig is, toont deze studie aan dat dat voor consonantie niet geldt. Het idee is heel lang geweest dat harmonie in muziek zoals we die kennen het resultaat is van biologische factoren, dan wel een resultaat van blootstelling aan de akoestische structuur van natuurlijke geluiden, zoals de menselijke stem, blaas- of snaarinstrumenten. Maar waar bekend is dat dat voor bijvoorbeeld maatgevoel wél het geval is, is dat voor consonantie dus niet zo."

Dat nieuws maakt Honing enthousiast. "Het begrenst het aantal mogelijke biologische factoren dat van invloed is op onze capaciteit voor muzikaliteit en de ontwikkeling daarvan."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl