Ruzie om volkstelling Bosnië en Herzegovina

De eerste volkstelling in Bosnië en Herzegovina sinds de Joegoslavië-oorlog heeft tot ruzie geleid tussen de twee semi-onafhankelijke delen van het land, het Bosnisch-Servische Srpska en de vooral door moslims bewoonde Federatie van Bosnië en Herzegovina. De Serviërs accepteren niet dat volgens de telling de moslims in de meerderheid zijn.

De nieuwe telling is de eerste sinds 1991, het jaar voor de oorlog uitbrak. Destijds woonden er bijna 4,4 miljoen mensen. Anno 2013, het jaar waarin de jongste telling werd gehouden, waren dat er 824.000 minder, oftewel een afname van 19 procent. Het resultaat van de telling werd deze week bekend.

Iets meer dan de helft van de 3,5 miljoen inwoners zijn volgens de volkstelling moslims. De Bosnische Serviërs verwerpen die conclusie. Volgens hen zijn 200.000 mensen in de telling meegenomen die in het buitenland leven. Dat zijn vooral moslims. Als zij niet worden meegeteld, zijn de moslims niet in de meerderheid.

Het parlement van Srpska heeft de uitslag daarom verworpen. President Milorad Dodik van Srpska dreigt alle Bosnisch-Servische medewerkers uit de gemeenschappelijke instituten van beide landsdelen terug te trekken als de Federatie vasthoudt aan de uitslag van de telling.

Volgens het statistische bureau van de EU, Eurostat, is bij de telling echter een methode gebruikt die voldoet aan de internationale regels.

Gescheiden

De uitslag van de volkstelling maakt verder duidelijk dat het land etnisch heel scherp is verdeeld. In de Federatie van Bosnië en Herzegovina is ruim 70 procent moslim en de bevolking van Srpska bestaat voor meer dan 81 procent uit etnische Serviërs.

Zo bestaat de bevolking van Sarajevo vooral uit moslims, zijn het vooral Serviërs die in Banja Luka wonen en wonen er bijna alleen nog Kroaten en moslims in Mostar.