Duitse scoringsdrift versus de Spaanse muur

De return in de halve finales van de Champions League tussen Bayern München en Atlético Madrid, dinsdagavond in Duitsland, mag gerust een botsing van speelstijlen genoemd worden. De statistieken onderstrepen dat, want het is een ontmoeting tussen de meest productieve aanval (28) en de minst gepasseerde defensie (5) in de Champions League.

Al jaren wordt Atlético, dat typerend genoeg zijn laatste vier wedstrijden (competitie en Champions League) met 1-0 wist te winnen, geroemd om de defensieve kwaliteiten. PSV ondervond het aan den lijve en wist over twee wedstrijden niet één keer te scoren. En ook in de Spaanse Primera División onderscheidt de ploeg van trainer Diego Simeone zich met maar 16 tegentreffers in 36 wedstrijden.

Slechts twee ploegen slaagden er dit Champions League-seizoen in wél te scoren tegen Atlético Madrid, dat samen met Sevilla nog geen enkel tegendoelpunt kreeg uit een standaardsituatie: Benfica (3) en FC Barcelona (2).

Bayern München daarentegen oogst al enige tijd lof met het offensieve en goed verzorgde spel, dat ook in de Champions League resulteerde in veel treffers. Zo wonnen de Duitsers al eens met 5-0 (van Dinamo Zagreb) en 5-1 (van Arsenal).

Tekenend voor de situatie is misschien wel dat het duo Thomas Müller en Robert Lewandowski, beiden goed voor acht goals in de Champions League, gezamenlijk meer doelpunten maakte dan de totale productie van Atlético (15).

Vorig seizoen was Bayern München, uitgeschakeld in de halve finales door FC Barcelona, de meest scorende ploeg met 33 doelpunten. Twee seizoenen eerder volstonden twee goals minder voor die status.

Atlético had vorig seizoen samen met Bayer Leverkusen en AS Monaco de minst gepasseerde verdediging. De drie ploegen hoefden slechts vijf keer een doelpunt te incasseren.