Landen EU gaan gegevens vliegtuigpassagiers onderling uitwisselen
De landen van de Europese Unie gaan gegevens over vliegtuigpassagiers opslaan en kunnen deze daarnaast onderling delen. Het Europees Parlement heeft vandaag met regelgeving ingestemd die dat mogelijk maakt.
Over het Passagiersnamen Register (PNR) is de afgelopen jaren veel gediscussieerd. De nieuwe wetgeving wordt ingevoerd in het kader van terrorismebestrijding, maar is niet onomstreden. Er zijn zorgen omtrent de privacy van burgers.
Patronen herkennen
Het is de bedoeling dat het nieuwe systeem, waar databases van de deelnemende landen onder hangen, patronen gaat herkennen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van persoons-, creditcard- en maaltijdgegevens. Zo hopen de landen sneller criminelen of terroristen te ontdekken.
Critici vrezen dat landen nu ongericht in die gegevens gaan grasduinen en passagiers hierdoor standaard worden aangemerkt als 'verdachte'. Daarnaast worden er vragen gesteld bij de effectiviteit van dit systeem en de foutmarge, die mogelijk te hoog is.
Luchtvaartmaatschappijen gaan de gegevens verstrekken aan nationale overheden. De gegevens zullen een half jaar op naam beschikbaar zijn. Daarna worden ze nog eens 4,5 jaar anoniem opgeslagen.
De gegevens worden niet automatisch uitgewisseld, benadrukt een woordvoerder. Als landen reden zien om gegevens door te sturen naar een ander land of graag gegevens wil hebben is dat mogelijk.
'Een schijnoplossing'
Nederlandse leden van het Europees Parlement reageren kritisch op de aangenomen wet. "Dit biedt geen extra veiligheid", zegt Sophie In ’t Veld van D66 tegen persbureau ANP. Zij wilde dat gegevens alleen zouden worden uitgewisseld als uit een analyse bleek dat iemand gesignaleerd staat. Dat is nu niet zo.
Volgens GroenLinks-politica Judith Sargentini is het systeem een schijnoplossing. Jeroen Lenaers van CDA noemt PNR daarentegen onmisbaar en stelt dat het hard nodig is in de strijd tegen terrorisme.
De PvdA spreekt bij monde van Kati Piri van een "wassen neus" zolang veiligheidsdiensten niet verplicht worden om samen te werken.