'Wij gaan pas als een land rood is'
Hugo van der Parre
Researchredacteur
Door redacteuren Jikke Zijlstra en Hugo van der Parre
Voor haar werk als hoogleraar moet ze deze week naar Ethiopië. Een land waarvoor veiligheidsrisico’s gelden, en waar juist deze week verkiezingen plaatsvinden. “Dat verhoogt de kans op terroristische aanslagen en ongeregeldheden”. Toch besluit Thea Hilhorst wel te gaan. “Ik heb een collega gebeld die daar woont. Hij zei dat het er relatief rustig is. En aangezien ik de hele tijd in de hoofdstad blijf, durf ik het wel aan.”
Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire hulp en wederopbouw aan de universiteit in Wageningen, reist voor haar werk bijna uitsluitend naar onveilige gebieden. Landen als Congo en Zuid-Sudan, waarvoor een negatief reisadvies geldt.
“Een reisadvies is heel belangrijk, maar niet zaligmakend. Het is een vrij grof instrument. Onze lokale contacten kunnen vaak beter inschatten hoe veilig of onveilig de situatie ter plaatse precies is", zegt Hilhorst. "Ook bedenken we altijd wat we gaan doen in dat land. Blijven we op een plek die relatief veilig is, of moeten we veel reizen door een gebied waar de kans op aanslagen groot is? Als we toch besluiten om naar een gevaarlijk land te gaan, nemen we extra voorzorgsmaatregelen. We maken een evacuatieplan en laten de ambassade of hulpverleners weten waar we zijn.”
Een reisadvies is heel belangrijk, maar niet zaligmakend.
Ook medewerkers van kinderrechtenorganisatie Save the Children werken voornamelijk in ‘oranje en rode’ gebieden. “Daar waar de nood het hoogst is, moeten wij werken. We kijken daarom wel naar de reisadviezen van het ministerie, maar maken soms een heel andere afweging”, vertelt woordvoerder Sabina Copinga.
“Het ministerie maakt zijn advies voor een heel breed publiek. Voor veel mensen biedt dat houvast. Niets is immers belangrijker dan je eigen veiligheid." Maar volgens haar is er een groot verschil tussen hulpverleners en toeristen. Wij kunnen in een land terugvallen op een eigen vangnet. Een reiziger niet."
Bovendien gaan hulpverleners doorgaans erg goed voorbereid op pad. Zelf was Copinga onlangs in Liberia vanwege de ebola-uitbraak. Voordat ze vertrok, sprak ze uitvoerig met de eigen veiligheidsmedewerker in dat land over alle risico’s. Ze volgde een veiligheidstraining over ziektes, hygiëne, ontvoeringen en overvallen. En bij aankomst in Liberia kreeg ze opnieuw instructies over waar ze wel en niet mocht komen.
Indicatie
Net als Copinga volgen veel hulpverleners een veiligheidstraining bij het Centre for Safety and Development in Amersfoort. Daar worden ze voorbereid op gevaarlijke situaties. "Hulpverleners zeggen vaak gekscherend: wij gaan pas naar een land als het rood is. Want waar het gevaarlijk is, zijn mensen in nood. Dan moeten wij dus aan de slag", zegt directeur Ebe Brons.
Hij ziet het reisadvies vooral als een indicatie. “Wij baseren ons daarnaast op onze bronnen ter plekke en het advies van ministeries van bijvoorbeeld Engeland, Frankrijk en België."
Brons vindt dat de reisadviezen de laatste jaren erg zijn verbeterd. "Vroeger duurde het soms weken voordat een reisadvies werd aangepast nadat er iets gruwelijks was gebeurd. Nu gaat dat veel sneller, vaak binnen een dag. Het advies is ook preciezer geworden. Vroeger werd reizen in bijvoorbeeld heel Congo afgeraden als er op een plek iets was gebeurd. Maar Congo is zo groot als West-Europa. Nu is het advies specifieker. En dat is beter, want gevaar is vaak heel lokaal. Zelden is een heel land gevaarlijk.”