Nieuw licht op Joods verzet in Nederland
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Door verslaggever Jeroen Wielaert
"Kunnen jullie wat doen tegen die klerelijers?"
De vraag werd gesteld in plat Amsterdams. Binnenhuisarchitect Nol Bueno de Mesquita en verpleegster Ter Kolthoff hoefden er niet lang over na te denken, als pas getrouwd Joods echtpaar. Het huwelijk had plaatsgevonden in juni 1940, een maand na de Duitse inval in Nederland. Spoedig sloten ze zich aan bij het Joodse verzet. Het is het ware verhaal van Waren mijn ogen een bron van tranen, het boek van historicus en journalist Ben Braber.
De titel is ontleend aan een tekst op het Joods Verzetsmonument in Amsterdam, aan de zijkant van de Stopera. Het waren woorden van de profeet Jeremia: "Waren mijn ogen een bron van tranen, dan zou ik dag en nacht wenen om de gevallen strijders van mijn dierbaar volk".
Joden hoorden ook bij de voortrekkers van het gewapende verzet.
Ben Braber kwam op het verhaal bij onderzoek naar de Amsterdamse periode van SS'er Klaus Barbie, een fanatieke Jodenhater. Hij werkte van juni 1940 tot begin 1942 bij de SD in Amsterdam. In november 1942 werd hij hoofd van de Gestapo in het Franse Lyon. Daar kreeg hij zijn bijnaam 'De Slachter van Lyon'.
In het huis van Nol Bueno de Mesquita en Ter Kolthoff aan de Nieuwe Herengracht werden brandbommen gemaakt. Ze waren niet alleen in hun verzetswerk. Braber stelt vast dat de Joodse bevolking in 1940 heel divers was, met grote verschillen tussen stad en provincie, leeftijd, welvaart, opleiding, politieke keuzes en mate van religiositeit: orthodox of ongelovig.
Braber schrijft: "Joden in Nederland reageerden daarom op verschillende manieren op de vervolging tijdens de bezetting. Ze getuigden van hun geloof of cultuur. Ze lieten zich niet terroriseren. Ze vochten terug. Ze protesteerden. Ze schreven in illegale bladen. Ze hielpen die verspreiden, vaak met groot risico voor hun eigen veiligheid. Ze onttrokken zich aan deportatie. Ze doken onder. Ze zetten organisaties op om onderduikers bij te staan. Ze hielpen opgepakte joden ontsnappen. Ze pleegden aanslagen. Ze vormden of sloten zich aan bij niet-Joodse verzetsgroepen. Joden hoorden ook bij de voortrekkers van het gewapende verzet".
Joodse individuen en de kleine joodse groepen konden slechts een gering aantal mensen redden.
Net als andere Nederlanders waren de Joden natuurlijk niet allemaal verzetshelden. Brabers boek werpt wel een ander licht op het traditionele beeld van Joden als louter slachtoffers die zich als makke schapen lieten afvoeren. "Dat beeld kennen we allemaal van de bezetting", zegt Braber. "We hebben het gezien in televisiedocumentaires en op foto’s. Maar de werkelijkheid was anders. Joden hebben zich op veel manieren verzet tegen de vervolging. Bij de groep waar ik over schrijf waren zeker honderden mensen betrokken."
Een niet gering aantal werd gearresteerd en gefusilleerd. Bueno de Mesquita en Ter Kolthoff kregen halverwege de oorlog te maken met verraad, maar konden tijdig onderduiken. Ze hebben de oorlog overleefd, maar zaten daarna nog jaren in angst. Ze kregen geen goed contact meer met hun dochtertjes die elders ondergedoken hadden gezeten. Een paar jaar na de oorlog zijn ze gescheiden.
Het Joods verzet heeft maar bar weinig succes gehad. Braber concludeert: "De tragedie van het verzet van Joden - en misschien wordt Joods verzet daarom wel eens vergeten of over het hoofd gezien - is dat in de loop van 1942 duidelijk werd dat het machteloos stond tegenover de wegvoering van de Joden uit Nederland. Joodse individuen en de kleine Joodse groepen konden slechts een gering aantal mensen redden, vaak niet eens zichzelf of hun naaste familieleden."
"Die onmacht was vooral het gevolg van de overweldigende Duitse militaire overmacht, de overheersende bereidheid van de leiders van de Nederlandse overheidsinstanties en andere organisaties om de vervolging te negeren of zelfs te steunen, en de wijdverspreide onverschilligheid en collaboratie in de Nederlandse bevolking."
Dat beeld was wel weer bekend uit de geschiedschrijving. Het was oorlog. Het blijft beschamend.