Dopingautoriteit: meer stoffen, minder aangiften

Er is in 2014 een daling van het aantal dopingovertredingen ten opzichte van het jaar daarvoor. Dat blijkt uit het jaaroverzicht van de Nederlandse Dopingautoriteit. In 2013 werd er nog vijftien keer aangifte gedaan van overtredingen, vorig jaar daalde dat aantal naar tien.

Negenmaal werd er bij een sportbond aangifte gedaan van de aanwezigheid van één of meer verboden stoffen. Eenmaal werd er aangifte gedaan wegens (poging tot) gebrekkige medewerking. Het gaat om tien zaken tegen negen verschillende sporters, zes mannen en drie vrouwen.

Het hoogste aantal aangiften, vier, werd door de Dopingautoriteit gedaan bij de Atletiekunie. Twee van de vier zaken betrof dezelfde sporter. In totaal zijn de tien aangiften verspreid over zes sporten. In 2013 waren dat vijftien aangiften verspreid over acht sporten.

Van de tien aangiften is er in één zaak, in de autosport, alsnog een medische dispensatie verleend. De Dopingautoriteit heeft daarop verdere vervolging gestaakt.

Hoewel er een daling van het aantal aangiften is, is er wel een toename van het aantal aangetroffen stoffen. In 2013 werden er 94 afwijkende stoffen geconstateerd, vorig jaar waren dat er 135. Het ging daarbij 121 keer om anabole middelen. Toch werden er van de 130 urinemonsters met verdachte stoffen maar negen verdacht bevonden. Dat heeft onder andere te maken met vervolgonderzoek en medische dispensaties die al aanwezig waren, of later werden verstrekt.

46,5% out of competition

In 2014 werden er nagenoeg net zoveel dopingcontroles gedaan als in het jaar daarvoor. 2.483 keer werden sporters getest op het gebruik van verboden middelen, in 2013 was dat 2.490 keer. Van deze controles werd 46,5 procent buiten en 53,5 procent binnen wedstrijdverband uitgevoerd. 719 controles werden uitgevoerd in opdracht en voor rekening van buitenlandse zusterorganisaties, internationale sportfederaties, WADA, evenementorganisatoren en Nederlandse sportbonden.